75 en de rechtsgevolgen. De tegenwoordige wettelijke regeling ver toont sterke gelijkenis met de regeling van het gemeentelijke uit breidingsplan. Dat betekent dus een procedure met: ter visie legging van een ontwerp, mogelijkheid tot het indienen van be zwaren, vaststelling door een vertegenwoordigend lichaam en ten slotte goedkeuring door een hoger orgaan, nadat nogmaals ge legenheid heeft bestaan tot het indienen van bezwaren. In de praktijk is gebleken, dat deze procedure te omslachtig is en te lang duurt. De ambtelijke voorbereiding van een streekplan vraagt al heel veel tijd door het overleg met vele belanghebbenden en des kundigen en door de besprekingen in de daarvoor aangewezen commissies. Wanneer daarna het ontwerp-streekplan in de open baarheid verschijnt, gaan er dikwijls nog jaren heen met de open bare behandeling en het verwerven van de goedkeuring. Men spreekt daarom wel niet geheel ten onrechte van het zware of zelfs van het „loodzware" streekplan. Wie ooit al het drukwerk op een stapel heeft zien liggen dat voor de totstandkoming^ van één enkel streekplan nodig is, zal de kenschetsing „loodzwaar als juist moeten erkennen. De wet van 1950 in zake het Nationale Plan en streekplannen bevat in het derde hoofdstuk, getiteld „Algemene bepalingen nog een tamelijk belangrijk planologisch rechtsmiddel. Ik bedoel hier de meldingsplichten, het zgn. „bezwaarmaken"De Minister van Volkshuisvesting en bouwnijverheid kan ingevolge artikel 29 van de wet aan openbare lichamen, aan andere rechtspersonen en aan particuliere personen de verplichting opleggen om vooraf mededeling te doen van voorgenomen grondaankopen en wat nog belangrijker is van voorgenomen werken. Deze zgn. „mel dingsplicht" geldt in ieder geval voor het uitvoeren van werken binnen de natuurgebieden, die voorkomen op een door de Rijks dienst voor het Nationale Plan opgestelde lijst. Daarnaast is de meldingsplicht ook nog wel voor afzonderlijke gebieden opgelegd. Na het ontvangen van een mededeling omtrent het voornemen tot uitvoeren van een werk kan de Minister bezwaar maken tegen die uitvoering, indien ik citeer nu het wetsartikel „het werk in strijd zou zijn met het Nationale Plan, een streekplan, een uit breidingsplan, een in voorbereiding zijnd ontwerp of een in voor bereiding zijnde herziening daarvan". De Minister kan dus in grijpen, niet alleen wanneer het voorgenomen werk in strijd zou zijn met de rechtskracht bezittende bestemmingsmaatregel, maar ook wanneer er geen overeenstemming zou bestaan met een in voorbereiding zijnd ontwerp voor een dergelijke maatregel. Door deze laatste omstandigheid heeft de Minister het wel heel ge makkelijk gekregen, want artikel 35 van de wet van 1950 bepaalt uitdrukkelijk: „Het Nationale Plan wordt geacht in voorbereiding te zijn van 27 augustus 1942 af". De planologische stok om de onwillige hond te slaan is in noodgevallen dus altijd bij de hand. Aan het middel om door bezwaar maken ongewenste ontwikkelingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 13