76
tegen te gaan vooral in het belang van de bescherming van
natuurgebieden is geen overmatige maar wel regelmatige toe
passing gegeven. Ook kan in veel gevallen zonder dat formeel
bezwaar werd gemaakt alleen al door mededeling van een voor
nemen tot bezwaarmaken corrigerend worden opgetreden. Een
enkele maal heeft het algemene instemming gevondenwij kunnen
hier denken aan het bezwaar, dat is gemaakt tegen het ontginnen
van het landgoed ,,De Hamert" ten behoeve van onze oosterburen.
Over het algemeen vindt deze bevoegdheid echter een weinig gun
stige beoordeling. De moeilijkheden begonnen al bij de behandeling
in de Tweede Kamer, toen een amandement van het kamerlid
Groen werd aangenomen. Dit amendement leidde ertoe, dat de
Minister de bevoegdheid tot bezwaarmaken werd ontzegd indien
de voorgenomen werken niet ingrijpend zijn, een wijziging van bo
demcultuur beogen en nodig zijn voor een rationele bedrijfsvoering.
Belangrijker dan deze betrekkelijk onschuldige beperking ten
behoeve van de agrarische bedrijfsvoering schijnt de restrictieve
houding die bij toetsing, zowel door de administratieve als door de
gewone rechter, tegenover het bezwaarmaken blijkbaar wordt
aangenomen. Het begrip „voorgenomen" is door de Kroon zeer
strikt geïnterpreteerd en wel op zodanige wijze, dat min of meer een
premie is gezet op het stellen van de planologische instanties voor
een fait accompli. Verder heeft het Hof in Den Haag overwogen,
dat een in beroep vernietigd bezwaar van de Minister het karakter
kan dragen van een onrechtmatige daad, waarvoor de Staat een
schadevergoeding moet betalen (Arrest van 20 februari 1957).
Bovendien heeft de Hoge Raad in een recent arrest (8 maart i960)
overwogen, dat het vellen van een houtopstand kon worden be
schouwd als een normale exploitatiewerkzaamheid en dus niet een
werk in de zin van artikel 29 behoefde te zijn. De Hoge Raad ver
wierp hierbij een vordering tot cassatie in het belang van de wet
van Procureur-generaal Langemeijer, die op grond van de be
raadslagingen over het amendement Groen tot de slotsom was ge
komen, dat het vellen van een houtopstand juist wel een werk in
de zin van het genoemde artikel is. Het middel van bezwaarmaken
is gedoodverfd om weer uit onze wetgeving te verdwijnen, en dat
is op zichzelf begrijpelijk en aanvaardbaar. Men moet zich echter
wel afvragen of met het oog op de betekenis die deze regeling
speciaal voor de natuurbescherming heeft, die verdwijning niet
moet worden uitgesteld totdat bijv. door de langverwachte maar
steeds uitgestelde Natuurbeschermingswet een andere afdoende
bescherming is verkregen.
Mij mogen, zoals ik in het begin al heb gezegd, gelukkig ver
wachten, dat de zojuist met U besproken noodwetgeving ver
vangen zal worden door nieuwe wetten, waarvan de ontwerpen
reeds enige jaren geleden bij de Tweede Kamer zijn ingediend. Het
is natuurlijk niet mogelijk om deze ontwerpen hier uitvoerig en