79
eerste maal gebeurd is met de plannen voor het te voeren beleid.
En het is ook te hopen, dat over die plannen gediscussieerd zal
worden, zodat het toekomstige beleid in gezamenlijk overleg tussen
Regering en Staten-Generaal zal worden vastgesteld.
Nu moet ik nog nader ingaan op de regeling van het streekplan
volgens het ontwerp van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Toen
ik zoeven sprak over incidentele uitschakeling van het streekplan,
werd daarmee allerminst bedoeld, dat wij het streekplan helemaal
zouden kunnen missen. Integendeel, een wat strakkere en duidelijker
regeling dan de ontworpen wetgeving kent, schijnt voor het streek
plan zeer gewenst. De Regering is immers van het ene uiterste
waarmee dan bedoeld wordt ons tegenwoordige zware streekplan
gegaan in de richting van het andere uiterste, namelijk een zeer
licht, men heeft wel gezegd: een „vederlicht", streekplan. Het is de
bedoeling, dat dit lichte streekplan zal worden vastgesteld door
Gedeputeerde Staten, zonder andere wettelijk voorgeschreven for
maliteiten dan alleen het horen van de provinciale planologische
commissie en het plegen van overleg met de gemeentebesturen.
Een dergelijk streekplan wordt pas na de vaststelling ter inzage
gelegd. Het hoeft ook niet te worden goedgekeurd; alleen een
mededeling aan de Minister van Volkshuisvesting en bouwnijverheid
is voorgeschreven. De rechtsgevolgen van dit lichte streekplan
zijn enerzijds te ruim en anderzijds te beperkt. Gedeputeerde Staten
zullen namelijk de gemeentebesturen aanwijzingen kunnen geven
voorzover bovengemeentelij ke belangen dat vorderen omtrent
de inhoud van een gemeentelijk bestemmingsplan. Deze aanwijzing
kan alleen maar geschieden met betrekking tot een gebied, waarvoor
een streekplan is vastgesteld. Nergens wordt echter gezegd, dat die
aanwijzingen in overeenstemming met het streekplan moeten zijn;
in dit opzicht zijn de rechtsgevolgen dus te ruim. Aan de andere
kant bestaat er voor de gemeenten geen enkele verplichting om hun
uitbreidingsplannen zonder aanwijzing aan het streekplan aan te
passen, hier schijnt het rechtsgevolg dus wel te krap te zijn. Men
zou zich een regeling kunnen voorstellen, waarbij de wet niet de
verplichting in het leven roept, doch wel de mogelijkheid openlaat
om in een streekplan te bepalen, dat het in zijn geheel of voor
speciaal aan te wijzen bestemmingen in een gemeentelijk uitbrei
dingsplan moet worden uitgewerkt.
Ik zou ervoor willen waarschuwen de betekenis van het streekplan
te onderschatten. Op het ogenblik wordt voor meer dan driekwart
van het oppervlak van ons land op meer of minder intensieve wijze
aan de voorbereiding van streekplannen gewerkt. Het aantal goed
gekeurde, vastgestelde en in voorbereiding zijnde streekplannen
bedraagt op het ogenblik meer dan vijftig. Ondanks de moeizame
procedure zijn er zoals ik al gezegd heb sinds 195° 11 streek
plannen goedgekeurd; enkele hiervan hebben zelfs al een her
ziening ondergaan. Het zou jammer zijn, wanneer men het streek
plan, door op de procedure te weinig nadruk te leggen, zou degra-