deren tot een soort vluchtige schets van ideeën, die eigenlijk door niemand erg serieus worden opgevat. Ik zou mij kunnen indenken, dat de tussenweg tussen het „loodzware" en het „vederlichte" streekplan wordt gevonden door een procedure, waarbij wel het ontwerp-plan ter visie wordt gelegd, waarbij ook bezwaren kunnen worden ingediend vóór de vaststelling door de Provinciale Staten, doch waarbij het beroep op en de goedkeuring door de Kroon ver vallen. Dit laatste is ook niet zo bezwaarlijk, want om rechtskracht te krijgen moeten de streekplannen toch worden uitgewerkt in uitbreidingsplannen en tegen de bestemmingen in uitbreidings plannen kan men wel beroep tot bij de Kroon instellen. U zult er zich misschien over verwonderd hebben, dat iemand, wiens werk voor een zeer belangrijk deel ligt in het gemeentelijke vlak, bij een betoog over de ruimtelijke ordening tot nu toe zo weinig over de gemeentelijke taak op dit gebied heeft gezegd. De verklaring hiervoor moet U zoeken in het alom bekende verschijnsel, dat tegenwoordig als „schaalvergroting" wordt aangeduid. Terwijl de ruimtelijke ordening een jaar of tien geleden voor het aller grootste deel een gemeentelijke werkzaamheid was, heeft zich gedurende de laatste jaren een zeer markante ontwikkeling in de richting van de bovengemeentelijke ruimtelijke ordening voorge daan. Ik heb gemeend, die ontwikkeling wat uitvoerig te moeten behandelen, maar dat betekent in het geheel niet, dat de plano logische en stedebouwkundige werkzaamheden op het gemeentelijke vlak onbelangrijk zijn geworden en dat men daar verder over kan zwijgen. In het laatste deel van mijn betoog wil ik dus enkele re cente problemen van de gemeentelijke ruimtelijke ordening onder de loep nemen. Eén van die problemen heb ik al aangestipt bij de behandeling van artikel 20 van de Wederopbouwwetdat is de grote behoefte aan een soepel bestemmingsplan, waarvan weliswaar de hoofdlijnen vastliggen, maar waarvan de uitwerking nog in verschillende rich tingen kan plaats vinden. Die behoefte aan soepelheid heeft niet alleen geleid tot het dikwijls toepassen van artikel 20, maar ook tot wat men met een enigszins groot woord zou kunnen noe men: de vlucht in het structuurplan. Het structuurplan is een mo derne na-oorlogse verschijning. Het heeft geen enkele wettelijke basis en kan niet bogen op enig rechtsgevolg. Toch wordt het na zorgvuldige studie vastgesteld en daarna in het openbaar in de gemeenteraad behandeld. Het is een voorontwerp voor een regeling, die later formeel zal worden vastgesteld. Ook in het informele sta dium kan er echter al een zekere invloed van uitgaan, doordat gemeentebestuur en burgers zich bij hun activiteiten naar het structuurplan gaan richten. Het is een grote verdienste van het ontwerp van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat met de ge meentelijke behoefte aan een soepeler bestemmingsregeling ruim schoots rekening is gehouden, o.a. doordat Burgemeester en Wet houders een ruime uitwerkingsbevoegdheid krijgen, doordat voor- 8o

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 18