83
moderne inzichten en zo mogelijk met toekomstwaarde niet alleen
vaststellen, maar ook uitvoeren. Er bestaat, om enkele wensen te
noemen, dringend behoefte aan in de eerste plaats een financiering
van de krotopruiming, ongeveer zoals de Commissie-BoMMER die
heeft voorgesteld, in de tweede plaats een mogelijkheid om voor
lokale verkeersverbeteringen, die tegelijk interlokale betekenis
hebben, rijkssubsidie te ontvangen en in de derde plaats een rede
lijke tegemoetkoming in de hogere kosten, die gemeenten op het
gebied van de ruimtelijke ordening moeten maken tengevolge van
oplossingen, die door bovengemeentelijke belangen nodig zijn.
Er zijn nog vele andere vragen van gemeentelijke ruimtelijke
ordening en daaronder zeer actuele waarover ik hier zou kun
nen spreken. Ik kan hier noemen, in bonte volgorde, het probleem
van de schadevergoeding, het dilemma van de voorbereidings
bescherming, de noodzaak van gebruiksbepalingen, het moeilijke
verband met andere wetten, zoals de Hinderwet, het ontwerp-
Monumentenwet en de ontwerp-Boswet, het onteigeningsvraagstuk,
etc. Maar dit zou mij te ver voeren en het zou ook te veel tijd vragen.
Daarom wil ik mijn causerie nu besluiten, maar niet zonder nog
eens met heel veel nadruk in algemene zin te wijzen op de nood
zakelijkheid van ruimtelijke ordening op ieder niveau en in iedere
sector. De ruimtelijke ordening ontmoet nog altijd veel tegenstand
en dat is ook wel begrijpelijk. Prof. Groenman heeft, in zijn bundel
studies „Ons deel in de ruimte", gezegd, dat de Nederlandse samen
leving een sterk competitief karakter draagt. Dat valt moeilijk
te ontkennen, want meestal wil hier iedereen alles beter, flinker,
vlugger en vooral ook anders doen dan ieder ander. Het spreekt
vanzelf, dat er in een dergelijk milieu in beginsel weinig sympathie
bestaat voor een denkwijze en een daarmede verbonden techniek,
die het waagt om hulp en leiding te komen bieden aan personen en
groepen, die daar allerminst om vragen. Maar daar staat tegen
over, dat velen in deze competitie onder de voet gelopen dreigen
te worden en dat zijn er steeds meer. We hoeven hier alleen maar
te denken aan de woonbelangen en de recreatiebelangen van de
normale burger. Er is eens gezegd ik meen door Dudok dat
wij ons, voordat er bewust aan stedebouw werd gedaan, hebben
schuldig gemaakt aan „morsen met huizen". Dat gebeurt tegen
woordig gelukkig veel minder dan vroeger. Maar er bestaat wel
een kans, dat wij op een veel gevaarlijker en op een veel meer on
herstelbare manier gaan morsen, en wel met industrieën, met ha
vens, met tunnels, met universiteiten, met regeringscentra, met
ontginningen, met satelietsteden, enzovoorts. Wij kunnen door deze
vlekken het patroon van onze landkaart grondig bederven. Tegen
dit gevaar zal de ruimtelijke ordening ons moeten beschermen.
En dat zal alleen maar kunnen, wanneer men zich realiseert, dat
de ruimtelijke ordening zich niet presenteert met een agressieve
pretentie van onbetwist leiderschap, van onfeilbaar coördinatie-