88 toen dit land van agrarisch land tot industrieland begon over te gaan, zoals door Ir. Lem onlangs voor de Vereniging van directeuren van Gemeentewerken werd uiteengezet. Als algemeen uitgangspunt voor de waardebepaling van de grond kan men stellen zoals Prof. Delfgaauw dit geformuleerd heeft dat de waarde van het produktiemiddel (in ons geval de grond) wordt afgeleid uit de waarde van de vervaardigde produkten, niet omgekeerd. Deze zelfde opvatting spreekt ook uit de bekende for mulering van Ricardo, van het begin van de 19e eeuw: ,,Corn is not high because rent is paid, but a rent is paid because corn is high". En daarmede zitten wij voor de waardebepaling van ruwe bouw grond in de omgeving van de steden midden in de moeilijkheden. Want de waarde, in geld uitgedrukt, van een stuk weiland wordt uiteindelijk bepaald door het bedrag ,dat een ondernemer er hoog stens voor over heeft om de eigenaar van het land te bewegen de grond aan hem af te staan, om hem daardoor in staat te stellen de door hem verwachte winst te maken. Om dit bedrag te bepalen, zal de ondernemer, die dat weiland als bouwgrond wil exploiteren, als volgt te werk gaan. Enerzijds zal hij de verkoopwaarde schatten van de op dat stuk grond te bouwen huizen. Anderzijds zal hij een begroting maken van de uitgaven, die hij moet doen voor het pacht- vrij en bouwrijp maken van de grond en voor het bouwen van de huizen, van de renteverliezen en van de door hem gewenste onder nemingswinst. Het verschil van deze beide ramingen levert het bedrag op, dat hij hoogstens bereid zal zijn voor het onderhavige stuk weiland te betalen. Daarbij bestaat, in het bijzonder onder de huidige omstandig heden, onzekerheid zowel ten aanzien van hoogte van de huren en de daarmede samenhangende verkoopprijzen, die over enige jaren, na voltooiing van de woningen, bedongen kunnen worden, als ten aanzien van de kosten van bouwrijp maken en de bouwkosten. De waarde van de ruwe bouwgrond is dus een marginaal verschil van twee grote bedragen, die geen van beide met een grote mate van nauwkeurigheid bepaald kunnen worden. Eenzelfde gedachtengang heeft geleid tot de invoering van het nieuwe artikel 40a van de Onteigeningswet, in het jaar 1956, waar bij bepaald werd, dat voor de waarde van grond als bouwgrond niet gelet wordt op de bij een uitbreidingsplan juist aan het onteigende gegeven bestemming, maar dat de lasten en baten van het plan volgens de ter plaats geldende regelen over de in het plan begrepen gronden moeten worden verdeeld. Hoewel andere waarderings methoden daardoor niet uitgesloten werden, heeft men daarbij toch bepaaldelijk gedacht aan het opstellen van een exploitatiebereke ning, waarin de baten en lasten bij de uitvoering van het plan tegen over elkaar gesteld worden. Uit een dergelijke berekening zou dan kunnen blijken welk bedrag, bij toelaatbare verkoopprijzen voor de uit te geven bouwrijpe grond, voor de ruwe grond betaald kon

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 26