94 de uitgifte in erfpacht zou willen begrijpen. Er is derhalve in zekere zin sprake van een produktieproces, waarbij een bepaalde hoeveel heid ruwe grond wordt toegevoerd, terwijl op het einde van het proces een hoeveelheid bouwrijpe grond ter beschikking komt. De taak die het gemeentelijk Grondbedrijf in deze heeft, kan derhalve gezien worden als het produceren van bouwrijpe grond en het distribueren van het verkregen produkt. In de loop der jaren is op dit punt de ontwikkeling zodanig ge weest, dat de gemeenten een monopoliepositie hebben verworven. Mede door deze ontwikkeling wordt de gemeente in staat gesteld een niet onbelangrijk deel van de stedebouwkundige bedoelingen te effectueren door middel van haar gronduitgiftepolitiek. Hier stuit men op een probleem van ten dele staatsrechtelijke aard, zodat ik er in het kader van deze voordracht mede zou willen volstaan het alleen te signaleren. Een belangrijk facet van het probleem is, dat de huidige publiekrechtelijke voorschriften de ge meenten niet in voldoende mate mogelijkheden bieden om de be stemming en het gebruik van grond en gebouwen te regelen. Dit geldt met name voor de bebouwde kommen, doch ook, zij het in mindere mate voor de periferie. Het is verklaarbaar, dat de ge meente, eenmaal haar monopolie-positie verworven hebbende, daarvan bij de effectuering van haar stedebouwkundige bedoelingen gebiuik gaat maken. De publiekrechtelijke voorschriften worden derhalve aangevuld met privaatrechtelijke bepalingen. Hieruit vloeit voort, dat de gemeente, daar waar het middel van de publiekrechtelijke voorschriften te kort schiet, als eigenares en verkoopster van de grond, zodanige privaatrechtelijke bepalingen en voorwaarden aan de koper oplegt, dat de grootst mogelijke zekerheid bestaat, dat haar stedebouwkundige bedoelingen worden verwezenlijkt. Deze voorwaarden en bepalingen kunnen betrekking hebben op de architectuur en met name op de eenheid van archi tectuur in een bepaald gebied of deel van een gebied, op het gebruik en het toekomstig gebruik der te stichten gebouwen en soms ook op de wijze van financiering. Ook kan de gemeente in bepaalde ge- allen door middel van haar grondpolitiek invloed uitoefenen op de keuze van de gebruikers der gebouwen en daarmede op de eco nomische structuur van bepaalde wijken. Dit geldt met name voor de binnenstad van Rotterdam. Hiervoor geldt een vastgesteld basisplan, hetwelk het karakter heeft van een vrij gedetailleerd uitbreidingsplan in hoofdzaak. Hier moeten de stedebouwkundige intenties voor een belangrijk deel op privaat rechtelijke wijze geregeld worden, in afwachting van een latere publiekrechtelijke sanctionering. Aan de uiteengezette handelwijze zijn vele voordelen verbonden. Er ontstaat aldus een mogelijkheid tot snel handelen en aanpassen aan de zich steeds wijzigende omstandigheden en behoeften, terwijl stedebouwkundige en esthetische resultaten worden bereikt, die bij uitsluitende toepassing van de geldende jrubliekrechtelijke voor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 32