99 Ir. W. N. VAN NOOTEN, Schattingen en schadevergoedingen bij onteigeningen Het onderwerp, dat wij hedenmiddag met elkaar behandelen, is wel bijzonder veel omvattend, misschien meer geschikt om daarover enige tijd college te geven, dan om daarover drie kwartier te praten. Vandaar dat ik mij zal beperken tot enige hoofdpunten. Het zal U ongetwijfeld bekend zijn, dat de te behandelen materie te vinden is in de Onteigeningswet. Eigenlijk staat er in deze wet die nog van Thorbecke afkomstig is maar heel weinig en boven dien is wat er in staat afgestemd op die vervlogen jaren. Toch wil ik deze wet geenszins kleineren, integendeel ik heb grote waardering voor deze wet, die heden nog als ruggegraat gebezigd wordt op ont- eigeningsgebied. De wet geeft geen of weinig details aan, maar deze zijn als jurisprudentie aan de wet toegevoegd te beschouwen. Bedrijfsschade bijv. kent de Onteigeningswet niet, maar ik kan U de verzekering geven, dat deze wel wordt toegekend aan de hand van uitvoerige jurisprudentie over dit onderwerp. Menigmaal heeft men getracht een nieuwe onteigeningswet te ontwerpen, doch tot nu toe heeft men dit niet aangedurfd, omdat de onteigeningsmaterie zo bijzonder gecompliceerd en veelom vattend is geworden. In verband hiermede heeft men zich beperkt tot de hoogst nodige wijzigingen en aanvullingen. Ons onderwerp is: „Schattingen en schadevergoedingen bij ont eigeningen". Vindt U het goed, dat ik deze punten omwissel en dat wij eerst met elkaar van geachten wisselen over de onteigenings materie en daarna over de schattingen? In het algemeen kan men stellen, dat iemand wiens bezit ont eigend wordt, recht heeft op een volledige schadeloosstelling. Ik versta onder bezit onroerend goed of goed dat door bestemming onroerend is. Onteigening van roerende goederen kent de Onteige ningswet niet, dan komt men op het gebied van het vorderen. Alleen publiekrechtelijke lichamen of daarmee gelijk te stellen in stellingen bezitten de bevoegdheid om de Onteigeningswet toe te passen. Onteigeningen kunnen op verschillende wijze plaats hebben, de meest voorkomende gevallen zijn: de onteigeningen ten algemene nutte (b.v. voor weg- of kanaalaanleg) en die in het belang van de volkshuisvesting (voor woningbouw). Eerstgenoemde geschieden niet dan na voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut de onteigening vordert; laatstgenoemde geschieden bij raads besluit. De schadeloosstelling moet vooraf verzekerd zijn, al kan het be- raadgevend ingenieur te Rotterdam: Voordracht gehouden op de studiedag van de Nederlandse Landmeet kundige Federatie te Utrecht op 28 oktober 1960.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 37