drag der schadeloosstelling later definitief worden vastgesteld; uitbetaling moet in geld plaats hebben. Het is mogelijk werken aan te bieden ter beperking van de schade ik denk hierbij aan aan biedingen betreffende het maken en onderhouden van erfafschei- dingen, enz. aanbiedingen die van invloed zijn op de waarde van hetgeen onteigend wordt kunnen deze waarde niet beïnvloeden. Een vaste jurisprudentie is, dat de waarde van hetgeen onteigend wordt onder alle omstandigheden volledig in geld moet worden vergoed. Als waarde komt in aanmerking de „werkelijke waarde" van het geen onteigend wordt en niet de denkbeeldige. Onder „werkelijke waarde" verstaat de jurisprudentie de verkoopwaarde, niet de ge dwongen verkoopwaarde (publieke verkoopwaarde), maar de vrij willige verkoopwaarde (onderhandse verkoopwaarde), een waarde gelijk aan de prijs, die tot stand zou zijn gekomen bij een normale, vrijwillige koop- en verkooptransactie tussen gelijkwaardige par tijen. Het feit dat door de onteigening de eigenaar gedwongen wordt zijn goed af te staan, is een omstandigheid, die bij de prijsbepaling geen rol mag spelen. Vroeger werd veelal de publieke verkoop waarde als maatstaf aangehouden, omdat men deze soort verkoop als de meest zuivere beschouwde. Bij onderhandse verkopingen kunnen tal van bijzondere factoren de prijsvorming hebben be ïnvloed. Hoe dit ook zij, het gedwongen karakter, dat aan een publieke verkoop eigen is, heeft men verlaten. Men gaat uit van een prijs, die onder normale omstandigheden bij koop en verkoop te bedingen valt. Hetgeen onteigend wordt is hetzij gebouwd hetzij ongebouwd onroerend goed. Het kan daarbij voorkomen, dat op de grond of in de opstal een bedrijf wordt uitgeoefend. Wanneer de eigenaar van het onroerende goed een dergelijk bedrijf uitoefent, heeft deze, in geval van onteigening, niet alleen recht op de waarde van hetgeen onteigend wordt, maar bovendien op een schadeloosstelling wegens de schade, die deze onteigening hem in zijn bedrijf veroorzaakt. Indien de eigenaar zelf op zijn eigendom geen bedrijf uitoefent, dan bezorgt de onteigening hem ook geen bedrijfsschade en ontvangt hij derhalve in dit opzicht geen vergoeding. Het kan zijn dat de eigenaar weliswaar geen bedrijf uitoefent op het onteigende maar het gebruikt voor bewoning of als tuin. Een vergoeding wegens bedrijfsschade komt dan niet in aanmerking, maar wel een vergoe ding wegens verhuiskosten of wegens duurder wonen of wegens gebrek aan tuin. Is de eigendom verhuurd, dan ontvangt de huurder geen bedrijfsschadevergoeding, ook al oefent hij een bedrijf in het te onteigenen bezit uit. De vergoeding voor de huurder is krachtens de wet in een fixurn vastgelegd, welk fixurn varieert van enkele weken tot enkele jaren huur. Deze vergoeding kan vrijwel elke huurder ontvangen, afgezien van het feit of hij in het gehuurde al of niet een bedrijf uitoefent. Er gaan de laatste tijd stemmen op om de positie van de huurders 100

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 38