LANDMEETKUNDE
H. L. ROGGE,
Ponskaarten bij het machinaal berekenen van
affiene aansluitingen in Oost-Duitsland
Het decembernummer van jaargang 1959 van het Oostduitse
landmeetkundige tijdschrift „Vermessungstechnik" bevatte een
artikel over het gebruik van ponskaarten bij het machinaal uit
voeren van de affiene aansluiting van een groot aantal punten,
van de hand van L. Steinich. In 1954 en 1955 werden in de D.D.R.
omvangrijke metingen en berekeningen aan het primaire driehoeks-
net uitgevoerd. Het net werd opnieuw vereffend en de coördinaten
der hoekpunten werden berekend op de referentie-ellipsoïde van
Krassowski. Ook van de punten van lagere orde, die uiteindelijk
uit de primaire punten bepaald waren, moesten opnieuw coördinaten
worden vastgesteld. Zij werden per driehoek („maas") van het net
getransformeerd. Voor de transformatie werd een affiene aansluiting
gekozen, waarbij de hoekpunten van de driehoek waarin een be
paald punt lag, als aansluitingspunten dienden.
Constanten en coördinaten werden in ponskaarten vastgelegd.
De berekeningen geschiedden met een I.B.M.-administratiemachine,
D 11, waaraan een elektronische rekenautomaat was verbonden. Het
betreft hier eenvoudige formules en berekeningen. Om de laatste
in de machine uitgevoerd te krijgen, moet de bewerking eerst „ge
programmeerd" worden. Ook de programmering kon eenvoudig
blijven. Het artikel bevat daarvan een uiteenzetting, waarvan
ik de hoofdzaken hier weergeef.
Voor de aansluiting gelden de formules:
X' aiX 6jY cx
Y' a2X b2Y +c2 (H.T.W. blz. m).
We kiezen de in Nederland gebruikelijke aanduiding van con
stanten en coördinaten. In Duitsland is een andere aanduiding in
gebruik. Men zie het aangehaalde artikel op blz. 341, alsook
Harkink, Gerichte vlakke driehoeksmeting enz. blz. 132 en 133.
In de H.T.W. wordt verder met coördinatenverschillen gewerkt
(blz. 112); ook in Duitsland doet men dit, om de formules voor de
machinale bewerking geschikt te maken. De herleiding is daar
echter iets anders dan bij ons. Stel dat P, Q, en R de aansluitings
punten zijn, waarbij P het „Maschennullpunkt" is. Voor P geldt:
Xp «jA'p -\-b^Yp T-cx
Y'p a2Xp b2Yp c2.
Voor een willekeurig punt gelden de boven reeds genoemde
algemene formules. Door aftrekking ontstaan de uitdrukkingen:
landmeter ie klasse van het kadaster te Eindhoven: