zelfbewoning dient of niet. Iedere week verschijnt er een opgaaf van publieke verkopingen, althans in onze grote gemeenten. Een derge lijk overzicht geeft een goed beeld van de marktverhoudingen, al moet hierbij wel worden bedacht dat veelal niet de best onderhouden en meest courante panden in veiling komen en dat bovendien de veilingkosten hoger liggen dan bij een onderhandse verkoop, welke laatste soort verkoop in geval van onteigening als maatstaf dient te worden aangehouden. Vanzelfsprekend moet bij het bepalen van de huurwaarde acht worden geslagen op de huren, die als ma ximum gelden krachtens de prijsbeheersingsvoorschriften. Ook zal het U bekend zijn, dat een vrij opgeleverd huis in het algemeen bij verkoop meer opbrengt dan een verhuurd huis, dit in verband met de thans nog heersende woningschaarste en mede met het oog op het feit dat de bouwkosten hoog zijn. Ik sprak hier van huurwaarde en huurprijs, begrippen die elkaar niet geheel dekken. De huurprijs geeft in het algemeen het bedrag aan, dat als huur wordt betaald; de huurwaarde geeft het bedrag aan, dat het pand onder normale omstandigheden aan huur zou hebben kunnen opbrengen. Laatstbedoelde huurwaarde vormt bij het bepalen van de onteigeningsvergoeding het aangewezen uit gangspunt. Opmerkelijk is het, dat goede deskundigen de waarde intuïtief aanvoelen. Deze zgn. intuïtieve methode is in de rechtspraak toegelaten om daardoor tot een juiste verkoopwaarde te geraken. Erg gezien is deze methode echter niet, omdat daarbij aan de partijen veelal de gelegenheid wordt ontnomen te beoordelen, hoe deskun digen aan de schadevergoeding zijn gekomen. Dit heeft tot gevolg, dat kritiek op de waardering door partijen moeilijk valt uit te oefe nen, welke kritiek toch bij een goede procesvoering mogelijk moet zijn. Vandaar dan ook dat ik zo veel als mogelijk in mijn adviezen voor de Rechter argumenteer, hoe de waardering van het onroe rende goed tot stand is gekomen. Voor de waardebeoordeling van onbewoonbaar verklaarde wo ningen is in de Onteigeningswet een speciaal artikel opgenomen, nl. artikel 93, waarbij wordt bepaald dat de waarde moet worden ge nomen van de grond en van de bouwmaterialen, indien het gebouw voor geen enkel doeleinde kan worden gebruikt. Kan het gebouw wel worden gebezigd, dan wordt de waarde hierdoor verhoogd. Voor hofsteden met bedrijfsgebouwen behorende bij het land bouwbedrijf zijn voor de waardebepaling normen vastgesteld, als bedoeld in de Wet op de vervreemding van landbouwgronden en wel speciaal in artikel 6, waarover hierna meer. Wanneer ik thans overga tot de schattingen van land, dan wil ik daarbij even langer stilstaan, speciaal voor wat betreft land met speculatieve waarde. Het is U bekend, dat bij verkoop van landbouwgrond de Wet op de vervreemding van landbouwgronden toepasselijk is. Krachtens het bepaalde in artikel 6 van deze wet wordt bij het vaststellen 103

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 41