van de hoogst toelaatbare tegenprestatie uitgegaan van de netto
pachtwaarde, terwijl bij algemene maatregel van bestuur regelen
worden gesteld ten aanzien van de hoogst toelaatbare tegenpres
tatie. De Grondkamers stellen ieder voor haar gebied jaarlijks de
normen vast ten aanzien van de tegenprestatie, onder goedkeuring
van de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening.
Deze tegenprestaties hebben zowel betrekking op het land als op
de hofsteden met bedrijfsgebouwen. Voor ons onderwerp is in het
bijzonder van belang het bepaalde in artikel 13 van genoemde wet:
Ik wil momenteel niet met verdere detailleringen op dit gebied
voortgaan maar er mede volstaan te concluderen, dat landbouw
gronden door de Grondkamer bij verkoop agrarisch in waarde
moeten worden getoetst, tenzij voor deze gronden de desbetreffende
verklaring van B. en W. is afgegeven, of de gronden zich in een goed
gekeurd uitbreidingsplan bevinden en daarin niet voor agrarische
doeleinden zijn aangegeven.
De verkoop van gronden, die, zoals door mij gesteld, hetzij in
letterlijke, hetzij in economische zin aan de landbouwkundige be
stemming onttrokken worden, vereist niet de goedkeuring van de
Grondkamer.
De vraag komt naar voren, of deze zgn. „vrije" grond, waarbij ik
onder „vrij" versta het feit dat de Grondkamer met de verkoop
transactie geen bemoeienis heeft, een hogere waarde bezit dan de
„niet-vrije" grond. Het spreekt bijna vanzelf, dat gronden liggende
in een goedgekeurd gemeentelijk uitbreidingsplan een waarde be
zitten, die boven de cultuurwaarde uitgaat, althans wijst de praktijk
zulks uit. De waarde, die aan deze gronden wordt toegekend, is de
zgn. speculatieve waarde, welke haar oorzaak vindt in het feit, dat
deze gronden in de toekomst voor andere doeleinden zullen worden
gebruikt dan landelijke.
Anders is het met cultuurgronden die voor weg- of kanaalaanleg
worden bestemd en die niet in een goedgekeurd gemeentelijk uit
breidingsplan zijn gelegen. Indien deze gronden worden aangekocht
of onteigend, worden zij weliswaar aan de landelijke bestemming
onttrokken om voor weg- of kanaalaanleg te worden gebezigd, maar
met deze nieuwe bestemming mag volgens de vaste jurisprudentie
op de Onteigeningswet geen rekening worden gehouden, omdat
bij de waardebepaling van het te onteigenen goed geen rekening mag
worden gehouden met het doel of, zo U wilt, met het werk ten be
hoeve waarvan onteigend wordt. Niet alleen dat de jurisprudentie
104
Indien de verkrijger aannemelijk maakt, dat hij het land voor andere
dan landbouwkundige doeleinden zal gebruiken of doen gebruiken en uit
een verklaring van B. en W. blijkt, hetzij dat geen geldende bestemmings
regeling zich daartegen verzet, hetzij die doeleinden in overeenstemming
zijn met een in voorbereiding zijnde herziening van de geldende bestem
mingsregeling, verleent de Grondkamer zonder nader onderzoek haar
goedkeuring. Dit wordt in de beslissing vermeld.