io7
een fabriek behoorlijk economisch te leiden. De wet van vraag en
aanbod spreekt hierbij natuurlijk nog een flink woordje mee. In het
algemeen wil een eigenaar zijn grond gaarne in bezit houden, met
het oog op verwachtingen, bij welke verwachtingen de waardedaling
van het geld ongetwijfeld een rol speelt. Deze verwachtingen spelen
mede een rol bij het bepalen van de verkoopwaarde.
Deze gehele materie wordt behandeld in artikel 40 a van de Ont
eigeningswet, waarbij er van wordt uitgegaan, dat bij het bepalen
van de waarde van de grond, in een goedgekeurd uitbreidingsplan
gelegen, niet mag worden uitgegaan van hetgeen juist op de te
onteigenen grond is geprojecteerd. Geen rekening mag dus worden
gehouden met het feit of op de grond al of niet huizen mogen worden
gebouwd. De gedachte is zoveel mogelijk een doorsneeprijs te be
rekenen, alle grondeigenaren daarin te laten delen, waarbij natuur
lijke verschillen in acht dienen te worden genomen. De Rechter
heeft dit uitgangspunt veelal aldus geformuleerd, dat de te ont-
eigene bij het bepalen van de waarde van zijn grond niet afhankelijk
mag zijn van de toevallige tekenpen van de stedebouwkundige
ontwerper.
Wat dan wel? Ja, dan blijft over de zgn. vergelijkingsmethode.
Maar deze methode is ook niet aantrekkelijk, omdat er zich geen
kopers van dergelijke grond op de vrije markt plegen voor te doen,
althans nagenoeg niet.
Het resultaat is, dat de deskundigen van de Rechter met al deze
factoren rekening houdend intuïtief de grondwaarde bepalen, waar
na de Rechter de eindbeslissing neemt. In dit opzicht beschouwd is
een onteigeningsprocedure wellicht een soort toto geworden en
moet men maar afwachten, of men een prijs heeft of niet. Heb ik
teveel gezegd, toen ik U mededeelde dat deze gang van zaken
minder bevredigend is? Van de deskundigen wordt geëist dat zij
zo goed mogelijk een vaste lijn volgen om daardoor aan al deze on
zekerheden het hoofd te bieden en deze vaste lijn acht ik zeer be
langrijk en ook de enige manier om bevrediging te schenken.
Al deze bezwaren zouden wellicht kunnen worden voorkomen,
indien vervangend land te koop was, maar die mogelijkheid ont
breekt. Men moet dus trachten het vrijkomende kapitaal zo goed
mogelijk in guldens te beleggen en U weet met mij hoe moeilijk
dat is.
Menigmaal hoor ik verkondigen, dat de overheid met deze grond
zaken veel verdient. Ik kan dit moeilijk beoordelen, omdat de over
heid dienaangaande weinig publiceert. Naar mijn gevoelen loopt
het met deze winsten niet zo'n vaartimmers de ontsluitingskosten
en het renteverlies zijn zeer belangrijk. Mogelijk dat in de bosrijke
gebieden in ons land, waar bungalows en villa's verrijzen, bouw
grondprijzen kunnen worden bedongen, die een belangrijke tegen
hanger vormen van de ontsluitingskosten, die bovendien in dergelijke
streken doorgaans minder zijn dan in de grote steden. In de grote
centra, waar nagenoeg uitsluitend aan de arbeidende bevolking