139 het Bijvoegsel de stand per 15 februari 1961 van de ruil verkaveling in België. Een eerste opmerking dienaangaande betreft het aantal aanvragen. Dit is zeer groot, aangezien er tot op heden 163 aanvragen werden ingediend, slaande op een totale oppervlakte van circa 150 000 hectaren. De tweede vaststelling betreft het aantal reeds feitelijk in uit voering zijnde ruilverkavelingen. Totnogtoe werden er in België reeds 46 algemene vergaderingen gehouden. Slechts in drie gevallen is het voorgekomen dat de belanghebbenden de voorziene ruil verkaveling hebben verworpen. In alle andere gevallen spraken zij zich met een zeer grote meerderheid ten gunste van de ruilverkave ling uit, nl. gemiddeld met 84% van de eigenaars die 78% van de kadastrale oppervlakte in bezit hebben, en met 76% van de ge bruikers die 73% van de oppervlakte in gebruik hebben. Deze verschillende resultaten zijn meer dan bemoedigend; de meest optimistische verwachtingen werden overtroffen. Wat hierbij van belang is, is dat de percentages der gunstige stemmen stijgen in de objecten waar reeds een naburige ruilverkaveling in uitvoe ring is. In overleg met de Nederlandse preadviseur volgt hier nu de be spreking van drie bijzondere problemen, nl. ruilverkaveling en ruimtelijke ordening; de rechtsbescherming en de bescherming van de resultaten. 2. Ruilverkaveling en ruimtelijke ordening Zoals „ruilverkaveling" is ook „ruimtelijke ordening" in België nog een betrekkelijk recent begrip. De wettelijke basis van de ruimtelijke ordening vindt men in de besluit-wet van 26 december 1946 op de stedebouw 1). Ingevolge deze besluit-wet worden bepaalde gemeenten zelden zuiver plattelandsgemeenten bij Koninklijk besluit onder stede bouwkundig regime geplaatst. Dit brengt o.a. mee dat het bestuur van de Stedebouw in de betrokken gemeente een supplementair bouwtoezicht uitoefent. Hoewel de twee begrippen nog betrekkelijk nieuw waren heeft de Belgische wetgever toch de noodzakelijkheid ingezien een ver binding te leggen tussen ruilverkaveling en ruimtelijke ordening. Zo wordt in artikel 4 van de wet bepaald dat de beslissing dat een onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling dient te worden ingesteld, door de Minister van Landbouw genomen wordt na raad pleging van de Minister van Openbare Werken, die de stedebouw in zijn bevoegdheid heeft. In het oorspronkelijk artikel 12 werd tevens bepaald dat in het Ruilverkavelingscomité een ambtenaar zou zetelen, benoemd op voordracht van de Minister van Openbare Werken. Tijdens de M Belgisch Staatsblad, 26-28 december 1946.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 21