de Staat, van de provincies, van de gemeenten of van de open bare instellingen, in een ruilverkaveling opgenomen worden 2. Gebouwen, behoudens alleenstaande gebouwen die meegaan met de grond. 3. Over het algemeen, alle onroerende goederen welke door de Mi nister van Landbouw uit de ruilverkavelingsverrichting worden geweerd wegens hun gebruik en hun bijzondere bestemming, die ze ongeschikt maakt om als landbouwgrond in gebruik te worden genomen of maakt dat deze ingebruikneming als voor lopig moet worden aangezien. Door dit laatste worden bedoeld, zo lezen wij in de Memorie van Toelichting x) Deze argumenten zijn die welke golden als rechtvaardiging van de gelijkaardige bepaling in artikel 10 van de Nederlandse Ruil- verkavelingswet 1938. De vraag is nu: moest de Belgische wet aanknopen bij de Nederlandse oplossing van 1938 of bij die van 1:954? Hernemen wij duidelijkheidshalve het probleem. Gezien de hoge vlucht van de bouwactiviteit en de industrialisatie kan zich heel dikwijls het geval voordoen, dat de ingevolge ruilverkaveling toe gedeelde percelen de bestemming van bouwterrein krijgen en als zodanig verkocht worden tegen prijzen die een veelvoud bedragen van de schattingswaarde in de ruilverkaveling. Dit zal dan ver bittering teweegbrengen bij de eigenaars die vóór de ruilverkaveling percelen bezaten die in het tot bouwterrein geworden gebied lagen, maar die elders samengevoegde percelen hebben bekomen. Om aan de ruilverkavelingsgedachte geen schade te doen, dient dus te worden verhinderd dat de eigenaars, waarvan de nieuwe gronden in de bouwzone vallen, grote speculatiewinsten maken die in feite aan de oude eigenaars ten goede zouden moeten komen. Dit zou op twee manieren kunnen worden bereikt: 1. Door het tegenwoordige en het toekomstige bouwterrein zo veel mogelijk buiten de ruilverkaveling te laten; 2. Door de ontworpen ruilverkaveling met het gemeentelijk plan van aanleg te coördineren. De gronden welke door de zoning, i4i alle goederen die gezien hun aard, staat en normale bestemming, niet in een ruilverkaveling zouden begrepen worden zonder in erge mate de rechten te schenden van de eigenaars of waarvan de ruilverkaveling onder landbouwkundig oogpunt geen vooruitgang zou betekenen. De exploitatie als cultuurgrond van deze terreinen moet als voorlopig worden aangezien en daarbij zou de opneming ervan in het ruilver- kavelingsblok moeilijkheden medebrengen bij de schatting en bij de toedeling van de nieuwe percelen. Pari. Doe., Senaat, I954"I955» 27. blz. 7-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 23