Deze bepalingen, gelijk aan die van artikel 9, lid 3e, van de Nederlandse Ruilverkavelingswet 1954, zijn echter alleen van negatieve aard. Ook de ingevolge een tweede amendement-MoLTER bij artikel 12 ingevoerde eis, dat eens dat de Koning tot ruilver kaveling heeft besloten, het advies is in te winnen van de Konink lijke Commissie voor Monumenten en Landschappen betreffende de weerslag van de werken op het landschapsschoon en de flora en fauna, is spijtig genoeg van niet veel nut voor de natuurzorg, daar het Ruilverkavelingscomité met het advies maar rekening moet houden in de mate welke het verenigbaar acht met de uitvoering van de ruilverkaveling. Een meer positieve bijdrage tot de zorg voor de natuur zou er in kunnen bestaan een artikel in de wet op te nemen, waarin voorzien wordt dat mits vergoeding kavels kunnen worden toegedeeld aan openbare lichamen en rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen, die het behartigen van natuurschoon tot doel hebben, uitsluitend om natuurschoon en natuurwetenschappe lijke monumenten te bewaren. De nodige oppervlakte daartoe zou dan verkregen kunnen worden door een geringe onderbedeling van elke belanghebbende. Dergelijk artikel zou, indien het duidelijk geformuleerd werd, niet strijdig zijn met de orthodoxe opvatting inzake het doel van de ruilverkaveling. Daar ruilverkaveling uiteraard plaats vindt in plattelandsge meenten die, zoals reeds gezegd, meestal niet onder stedebouw regime zijn geplaatst, zodat zij volledig ontsnappen aan het op maken en het naleven van aanlegplannen, is er in feite van een ver houding ruilverkavelingruimtelijke ordening geen sprake, laat staan van een regeling van zo een verhouding. De oplossing zou natuurlijk te vinden zijn in het onder stedebouw-regime plaatsen van de gemeenten waar een ruilverkaveling wordt ontworpen. Dit is mogelijk, want de besluitwet van 2 december 1946 op de stedebouw bepaalt in artikel 1, dat de volgende motieven er de Koning kunnen toe aanzetten te beslissen, dat in een bepaalde ge meente plannen van aanleg moeten worden opgemaakt: 1° belangrijke oorlogsschade, en 2° het vooruitzicht van werken van openbaar nut met het oog op de werkverschaffing. Het uitvoeren van een ruilverkaveling kan zonder twijfel onder 20 worden gerangschikthet is een werk van openbaar nut en tevens een zeer interessant object van werkverschaffing, wat ten andere in artikel 42, lid 3 van de Ruilverkavelingswet expliciet wordt erkend, daar de wetgeving op de tewerkstelling van werklozen door openbare besturen er van toepassing op wordt verklaard. Tegen deze oplossing rijzen evenwel bezwaren. In een gemeente 143 in zoverre die personen als zodanig door de Minister van Landbouw erkend zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 25