I45 3. De rechtsbescherming De verwezenlijking van een ruilverkaveling betekent een diep in grijpen in de structuur van het platteland en raakt de rechten van de eigenaar en de gebruiker. Hoe heeft de Belgische wetgever de rechtsbescherming van de belanghebbenden verzekerd en welke problemen rijzen er dienaangaande Wij willen hier in hoofdzaak de punten behandelen die, in België althans, het meest in het brandpunt van de belangstelling staan, nl. de aanvraag (dus het inzetten van de procedure) en de stemming (dus de besluitvorming tot ruilverkaveling)Een paar woorden wijden we verder nog aan het beroep tegen de beslissingen van het Comité. 3.1. De aanvraag Ingevolge het oorspronkelijk artikel van de Belgische wet be hoorde de bevoegdheid om te beslissen, dat een onderzoek dient te worden ingesteld nopens het nut van de ruilverkaveling van een door hem omschreven geheel van gronden, aan de Minister van Landbouw, na raadpleging van de Minister van Openbare Werken. De minister zou die beslissing dus ambtshalve treffen. Het wetsontwerp van 1948 daarentegen kende drie modaliteiten: ambtshalve op verzoek van drie belanghebbende eigenaars op verzoek van een landbouwvereniging, een openbaar bestuur of een openbare instelling. Dit wetsontwerp maakte dus, onzes inziens terecht, velen be voegd om een ruilverkaveling aan te vragen. De gelijkenis met artikel 22 van de toen nog van kracht zijnde Nederlandse Ruil- verkavelingswet 1938 is treffend. Noteren we ook, dat aan de pach ter de bevoegdheid niet werd verleend ruilverkaveling van land eigendommen aan te vragen. Dat het oorspronkelijke artikel 4 aan de Minister van Landbouw het monopolie verleende om de procedure in te zetten die tot ruil verkaveling kan leiden, was geen verbetering. In de Memorie van Toelichting werd die handelwijze nergens gerechtvaardigd. Mis schien werd er gevreesd dat, eens de wet aangenomen, te veel aan vragen zouden worden ingediend en wilde men eerder het departe ment van Landbouw de gelegenheid laten daar met ruilverkaveling te beginnen waar zij om propagandistische en financiële redenen het meest verantwoord is. Tijdens de parlementaire besprekingen werd lid 2 van artikel 4 verschillende malen gewijzigd; volgens de definitieve tekst kan de beslissing worden getroffen hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van tenminste drie belangstellende gebruikers of eigenaars. Het toe kennen van die bevoegdheid aan een landbouwvereniging, een open baar bestuur of een openbare instelling werd als een nodeloze her haling beschouwd en daarom geschrapt uit de tekst die door de Verenigde Senaatscommissies van Landbouw en Justitie in eerste

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 27