154 worden gemaakt. Integendeel, de ruilverkaveling heeft soms bij gedragen tot een verdere versmelting van de kavels; dit blijkt uit de onderzoekingen gedaan in Duitsland door Dr. Osthoff en door Neckermann en Bergmann1). De verdeling van nalatenschappen en verkopingen hebben veel minder invloed op de kavelindeling als men op het eerste gezicht zou vermoeden. Meer speciaal in Duitsland heeft men opgemerkt dat het verschil niet zo groot is in de streek met verdeling in natura (Realteilung) en deze met erf afhangig van het goed (Anerben- recht). Hetzelfde resultaat blijkt ook uit de vergelijkende studie die men in Nederland heeft opgemaakt van de huidige verkavelings toestand en dit op het tijdstip van de overschrijving der akte voor twee ruilverkavelingen (Nieuwleusen en Moergestel) welke onder scheidenlijk in 1927 en in 1934 gereed kwamen. Verder werd ook een onderzoek ingesteld naar de ontwikkeling van de toestand van de ruilverkavelingen Nieuwleusen en Staphorst (gereed gekomen in 1937). In al die gebieden werd geconstateerd, dat het aantal kavels na ruilverkaveling niet is afgenomen. Tenslotte werd in 1958 door de Cultuurtechnische Dienst voor 2 ruilverkavelingen in Drente, respectievelijk tot stand gekomen in 1931 en in 1929, een onderzoek ingesteld naar de wijzigingen in de eigendomstoestand. De conclusie luidt, dat een bezitsvergroting is tot stand gekomen van 15 tot 20% terwijl bij verwerving in totaal 9 percelen, d.w.z. 3 zijn gesplitst2). 2. Ruilverkaveling is een bestendig instituut Ook landbouwtechnische faktoren zijn het, die een bepaalde kavelindeling als ontoereikend doen voorkomen op een bepaald ogenblik. Thans is het vooral de motorisatie die de ruilverkaveling dringend maakt. De landbouwtechnische faktoren zijn evenwel in voortdurende evolutie zodat een kavelindeling die vandaag wordt bekomen na ruilverkaveling, met de daarbij overeenstemmende werken voor wegenaanleg en dergelijke wellicht zal voorbij-gestreefd zijn binnen de 30 a 40 jaar; daarom dan ook wordt de ruilverkave ling volgens de wet van 1956 ingesteld als een bestendig instituut. Een kavelindeling „bevriezen" ware gevaarlijk. De landbouw technische faktoren kunnen zich onmerkbaar wijzigen; zo kan een landbouwstreek bijv. stilaan een tuinkarakter krijgen. Te betreuren F. Osthoff: Die alteren Flurbereinigungen im Rheinland und die Not- wendigkeit von Zweitbereinigungen (Schriftenreihe für Flurbereinigung, Heft 11), 1956. L. Neckermann Th. Bergmann: Die Wiederaufsplitterung nach der Flurbereinigung in Unterfranken (Schriftenreihe für Flurbereinigung, Heft 18), 1958. 2) Cf. Orgaan der Vereniging van Technische Ambtenaren van het Kadaster; juli 1959, blz. 156.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 36