158 kunnen om welke reden dan ook afwijken van laboratoriumproeven. 4. Hoofdstuk 4 behandelt het uit deze proeven vastgesteld werkschema, dat gevolgd moet worden om het gehele kaarterings- proces tot een goed einde te brengen. 5. Hoofdstuk 5 bespreekt de nieuwe werkwijze, zoals die mo menteel bij de Topografische dienst wordt toegepast en behandelt tevens de vóór- en nadelen van deze methode. Aan het slot wordt evenals bij hoofdstuk 1 speciale aandacht besteed aan de nauw keurigheid, de kwaliteit van het kaartbeeld, de snelheid van werken en aan de methode als zodanig. In dit laatste gedeelte is tevens opgenomen een vergelijking van de oude en nieuwe methode. De oude methode Het is niet mijn bedoeling U te vermoeien met een historisch overzicht van de methoden die achtereenvolgens bij de Topogra fische dienst zijn toegepast, doch alleen, zij het summier, de werk wijze te vermelden, die tot voor kort werd gebezigd. In 1932 werd bij de Topografische dienst voor het eerst het door zichtige tekenmateriaal ingevoerd. Enkele jaren daarvoor werd reeds de luchtfoto als verkenningsobject gebruikt. De fotogram- metrie deed eveneens in 1932 haar intrede. Werden in het begin van deze periode nog verschillende soorten tekenmateriaal ge bruikt, na enkele jaren werd het astralon als definitief materiaal gekozen, hetwelk tot voor kort gehandhaafd is. De doorzichtigheid bood o.a. het voordeel dat de verschillende stukken chemigrafisch konden worden bewerkt. Het betekenen van astralon was zeker niet eenvoudig: enerzijds door het grof korrelige oppervlak, anderzijds door de moeilijk te hanteren inkt soort, die echter noodzakelijk was om een goede binding van het getekende beeld op het materiaal te verkrijgen. Bij het kopiëren van astralon op astralon kwamen vaak gebroken lijnen voor, die later bij de lithografische correctie moesten worden hersteld. Ook al had dit materiaal de grootste maatvastheid ver geleken met andere soorten plastic tekenmaterialen, te weten een vormverandering van ca. 0,3 mm bij io° C temperatuursverschil op een lengte van 50 cm toch bleven steeds passingsmoeilijkheden voorkomen. Met passen wordt bedoeld dat de deelstukken voor de zwarte, blauwe, rode, bruine figuratie en tevens die voor de vlak- tinten van de kaart zeer nauwkeurig op elkaar moeten sluiten. Het kaarteringsproces verliep op de volgende wijze: Voor het vlakke gedeelte van Nederland werden d.m.v. ont- schranking de luchtfoto's afgebeeld op glasdiapositieven op schaal 116 666 f, waarbij de paspunten vooraf op het negatief werden ingeprikt. Alle paspunten van een blad werden vervolgens met behulp van een coördinatograaf op een vel astralon uitgezet. Het glasdiapositief werd onder het astralon gelegd, nauwkeurig op de HOOFDSTUK I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 40