i6i
enkele jaren later de resultaten van de eerste onderzoekingen op
dit gebied van buitenlandse kaarteringsdiensten. Ik herinner me
nog de eerste pogingen die bij de Topografische dienst werden
ondernomen met het bekende Wienekeprocédé. Deze pogingen
mislukten, omdat de laag nog niet die perfectie had, die nodig was
om een strakke lijn te graveren. Publikaties verschenen over lagen
op glas en op kunststoffoliën, totdat tamelijk onverwacht het be
richt kwam dat er basismaterialen werden vervaardigd, die een
zeer grote maatvastheid bezaten en tevens konden worden geleverd
met verschillende soorten lagen, geschikt voor elk onderdeel van
her kaarteringsproces. Het was tijdens het in 1958 in Delft ge
houden F.I.G.-congres, dat reeds enkele sprekers dit onderwerp
omtrent nieuwe cartografische materialen en methoden behan
delden. Tevens kon men op de F.I.G.-tentoonstelling de Zwitserse
methode van graveren op glas zien en bij verschillende stands een
hele collectie nieuwe materialen. Dit was het moment, waarop mijn
directeur mij de opdracht gaf een nauwkeurig onderzoek in te
stellen, met het doel om bij gunstige resultaten de nieuwe materialen
in te voeren en tevens over te gaan tot graveren en „strippen der
vlaktinten. Zouden deze proeven slagen dan moest noodgedwongen
een nieuw werkschema worden opgesteld.
Dit onderzoek is niet eenvoudig geweest en vooral het invoeren
der methode heeft veel moeilijkheden opgeleverd, omdat een be
paalde weerstand bij het personeel moest worden overwonnen.
Ik geloof trouwens dat iedere wijziging een zekere weerstand op
wekt, zeker als bemerkt wordt dat men zich moet omschakelen,
wat óp oudere leeftijd niet altijd gemakkelijk gaat. In deze moeilijke
periode heb ik van mijn directeur, de heer Bramlage, veel steun
ondervonden, waarvoor ik hem zeer dankbaar ben. Deze steun
heeft mij tenslotte de moed gegeven om door te gaan.
Een eerste punt van onderzoek is geweest de vraag glas of
plastic en ik hoor de heer Bramlage nog zeggen: „Als het verant
woord is, dan plastic". Hij voorzag de berg van moeilijkheden,
die het gebruik van glas met zich zou meebrengen. De nadelen van
glas immers zijn: de kans op breuk, de zware archieven en het
moeilijke transport van glasplaten van de ene afdeling naar de
andere. Evenals bij de Zwitserse Topografische dienst, zou men
van elk origineel een kopie moeten bezitten om bij breuk gevrij
waard te zijn van ernstige schade. Glas heeft daarentegen het grote
voordeel van absolute maatvastheid.
De Topografische dienst in Nederland heeft slechts voor een
speciaal doel ervaring opgedaan met glas en glasgravure, namelijk
met op glas gegraveerde ruitennetten. Deze dateren uit de jaren
1954 en 1955. Op glas werd een dun laagje asfalt gegoten en met
behulp van de coördinatograaf werden ruitennetten gegraveerd.
Deze netten werden op elk kaartblad dat verscheen chemigrafisch
vastgelegd.
Bij het onderzoek der kunststoffoliën heb ik een groot aantal