soorten, die naar mijn mening daarvoor in aanmerking kwamen,
onderzocht. Het moesten natuurlijk materialen zijn, die voor de
verschillende werkzaamheden bij de Topografische dienst konden
worden gebruikt. Kort samengevat bestaan deze werkzaamheden
uit: tekenen of graveren, inwassen of „strippen" van de vlak-
tinten, chemigrafie (kopie) en fotografie annex lichtdrukken.
Voor elke categorie is een bepaald oppervlak c.q. bepaalde laag
nodig: voor het tekenen een mattering, voor de gravure een graveer-
laag (scribecoat), voor het „strippen" een striplaag (peelcoat),
voor de chemigrafie een kopieerlaag, voor de normale fotografie een
gelatinelaag en voor het lichtdrukken een ozalid- of diazolaag.
Het basismateriaal kan voor alle categoriën hetzelfde zijn. Zo
brengt bijv. de firma Keuffel en Esser uit Amerika het Stabilene
in een veertigtal soorten op de markt, waarvan het basismateriaal
Mylar is, een polyesterprodukt. Met deze soorten kunnen alle zo
juist genoemde werkzaamheden worden verricht. Men zou dus,
als al deze materialen voldoen, met Stabilene in zee kunnen gaan.
Dit is wel aanlokkelijk, doch zoals ik straks in hoofdstuk 3 zal
bespreken, kon deze weg niet gekozen worden, ook al waren de ver
schillende soorten op zichzelf zeker van goede kwaliteit. Deze keuze
was mogelijk, omdat voor de fotografie zeer goede materialen in de
handel waren, hetgeen uit het hiernavolgend onderzoek zal blijken.
Dit onderzoek valt uiteen in proeven betreffende maatvastheid
en cartografische proefnemingen. Hiermede bedoel ik dan speciaal
onderzoekingen die antwoord moeten geven op de volgende vragen
Kan ten behoeve van de topografische kaart op het materiaal
gewerkt worden en zo ja, op welke wijze; hoeveel tijd vraagt het
werk en hoe is de kwaliteit van het eindprodukt
Proeven betreffende maatvastheid
Omtrent deze proefnemingen kan ik U het navolgende overzicht
geven.
Steeds zijn stroken materiaal van 50 cm lang en 1 cm breed on
derzocht en wel op een wijze zoals gepubliceerd is in het „Tijdschrift
voor Kadaster en Landmeetkunde" van oktober 1953. De invloeden
van vocht en temperatuur op de materialen zijn daarentegen on
afhankelijk van elkaar onderzocht. Dit is van belang om eventuele
reacties van een bepaald materiaal tijdens de normale behande
lingen in het bedrijf te kunnen analyseren. De materialen heb ik
onderverdeeld in die met gelatinelagen, graveerlagen, diazolagen
en „stripping"lagen. Na een eerste voorlopige proefneming met
de verschillende materialen bleven er in principe vier soorten over:
Stabilene, Cronar, Cronaflex en Peruline. Alhoewel Peruline wel
tot de maatvaste materialen gerekend mag worden, is toch zijn
sluitfout groter dan die bij de overige soorten. Onder de sluitfout
wordt de vormverandering verstaan, die overblijft na een tempera
tuur- c.q. vochtigheidsproef. Daarom heb ik mijn definitief on-
IÓ2