aandacht van de geodetische associatie. Men zie ook het gestelde onder sectie II. Naast de richtingsmeting is de laatste jaren sterk naar voren ge komen de afstandmeting en wel met instrumenten als de geodimeter en de tellurometer. Verslag werd uitgebracht over het symposium gehouden te Washington in mei 1959. Nieuwere gegevens werden verstrekt in het waardevolle rapport van studiegroep nr. 19 (voor zitter R. C. A. Edge, Engeland). De strijd is nog niet beslist, of men metingen met de tellurometer en aanverwante instrumenten als van eerste of tweede orde van nauwkeurigheid moet beschouwen. Be langrijker schijnt trouwens te zijn in hoeverre de metingen betrouw baar zijn. Het advies van de studiegroep, zoveel mogelijk groepen van zijdelengten te meten en niet alleen één zijdelengte of een open veelhoek, schijnt op storende effecten te wijzen. De geodimeter wordt vnl. gebruikt voor basismeting, hoewel aanwijzingen bestaan dat geodimeter- en theodolietmetingen in gecombineerde vorm toegepast worden of zullen worden voor geodetische netten die als basis moeten dienen voor besturing of waarneming van geleide pro jectielen. Nu verschillende systemen voor lengtemeting worden gebruikt: invarbanden, lichtgolven en radiogolven, is vaststelling van de lengte-eenheid, met de verhouding van lengte-eenheden tussen verschillende systemen, een kwestie van urgent praktisch belang geworden. Onbeslist is de strijd tussen voor- en tegenstanders van het probleem ijking van invarbanden en eventueel elektro-optische afstandmeters op de met behulp van de interferentiemethode van Vaisala (Finland) bepaalde standaardbases (nu in Finland, Loenermark - Nederland, München - Duitsland, Argentinië) ofwel ijking in speciaal hierop ingestelde laboratoria. Het resultaat van de discussies is niet geheel duidelijk, ook al omdat het gevoel bestaat dat van tijd tot tijd nationale gevoeligheden het objectief stelling- nemen verhinderen. Het opkomen van de elektro-optische afstandmeting, alsmede van de meer astronomisch getinte methoden m.b.v. kunstmanen e.d., heeft het probleem van refractie op de voorgrond geplaatst. Een der aangenomen resoluties behelst dan ook de aanbeveling tot studie van refractie in welke vorm dan ook. De mogelijkheid van aansluiting van geodetische triangulatie- netten door middel van de vele nieuwe methoden, brengt met zich mee de noodzaak de rekentechnische kant van de hiermee gepaard gaande reken- en vereffeningsproblemen te bestuderen. De studie groep nr. 12 (voorzitter R. A. Hirvonen, Finland) bracht verslag uit van mogelijkheden geboden door moderne rekenapparatuur. Daar deze zijde van het probleem door de vergaande toepassing van rekenautomaten min of meer achterhaald is, heeft de studiegroep tot taak gekregen orde te brengen in de op dit gebied zo verwarrende terminologie en verschil in gebruikte symbolen. Contact zal worden opgenomen met verwante groepen in de internationale fotogram- 208

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 18