metrische en de internationale landmeetkundige vereniging (S.I.P.
en F.I.G.).
Van meer belarg dan de rekentechniek zelf is bezinning op wat
men doet en kan doen, d.w.z. wat de reële waarde is van de uit
komsten van zulke enorm uitgestrekte geodetische netten. Hier
kan een meer dan tot nu toe gebruikelijke toepassing van gedachten-
gangen uit de mathematische statistiek vergroting van inzicht
geven. De discussie over dit punt werd door mij ingeleid.
Vermeld kan nog worden het verslag van het symposium over
rekentechniek en vereffening, gehouden te Krakow in september
I959-
Een bijzonder moeilijk punt blijkt te zijn nieuwe richtlijnen op te
stellen voor de meest wenselijke configuratie en nauwkeurigheid van
triangulaties en trilateraties, de dichtheid van laplacepunten en
bases. De studiegroep nr. 14 (voorzitter L. Asplund, Zweden) is
tot een zeer provisorische aanbeveh'ng gekomen, waar eigenlijk
iedere theoretische ondergrond aan ontbreekt. Hoewel dergelijke aan
bevelingen wellicht enig praktisch nut hebben voor economisch
minder-ontwikkelde landen, is te voorzien dat de studiegroep een
bijzonder zware taak wacht om tot een algemeen aanvaardbare
opzet te komen. Ongetwijfeld zal ook hier toepassing van een meer
statistische gedachtengang een bevredigender vormgeving mogelijk
maken.
Een in vele opzichten nauwkeuriger mathematisch model van
berekening van triangulaties en trilateraties vergeleken t.o.v. de
klassieke methoden, geeft de drie-dimensionele rekenmethode van
M. Hotine (Engeland). Tijdens een in juli 1959 te Venetië gehouden
symposium is deze methode uitvoerig besproken. Een nabeschou
wing werd tijdens het congres gegeven. Hoewel m een aantal op
zichten de praktische betekenis van deze nieuwe methode nog
steeds niet geheel duidelijk is, lijkt het alleszins aanbevelenswaardig
de methode bij wijze van proef op grotere schaal toe te passen.
Daarbij kan de theoretische achtergrond benut worden om een
beter inzicht te verkrijgen in de toegepaste benaderingen bij de
klassieke methoden. De methode is toegepast op de berekening
van een klein driehoeksnet in Californië, indertijd gebruikt als basis
voor de experimenten van Michelson ter bepaling van de licht
snelheid; dit net werd gevormd door twee punten op bergtoppen
en drie punten in een laagvlakte. De ter vergelijking uitgevoerde
klassieke berekening bleek echter van twijfelachtige waarde, zodat
een beoordeling van eventuele verschillen moet wachten. Toepas
sing van de nieuwe rekenmethode op een bestaande triangulatie in
de Rocky Mountains mislukte; de invloed van verticale refractie
op de trigonometrische hoogtemeting was fataal. Verwezen mag
verder worden naar de verslagen van H. H. Brazier (Engeland)
en G. Birardi (Italië).
De beschouwing over drie-dimensionele geodesie van Marussi
(Italië) tijdens het A.I.G.-congres te Brussel 1951, waarop Hotine
209