verder bouwend zijn theorie heeft ontwikkeld, bracht de wenselijk
heid naar voren sterker dan bij de klassieke meer geometrische
berekeningsopzet van triangulaties verband te leggen met potenti
aal-theoretische gezichtspunten betreffende het zwaartekrachtsveld
van de aarde De discussie over deze kwestie werd ingeleid door
Dr. J. de Graaff-Hunter. De besprekingen waren bijzonder
geanimeerd, maar vaak moeilijk te volgen omdat de interpretatie
van potentiaal-theoretische theorieën in bijna revolutionaire zin
aan wijziging onderhevig bleek. Men zie het gestelde bij sectie V.
Het is trouwens de vraag, of de behandeling van deze kwestie in een
zo vergaande mate niet eerder bij sectie V, al dan niet in gereorga
niseerde gedaante, thuis hoort. Wel kan de conclusie getrokken
worden, dat de vroeger wel aangenomen scheiding in geometrische
en dynamische of gravimetrische geodesie in de komende jaren zal
vervagen.
Evenzo merkwaardig is, dat de scheidslijn tussen geometrische
en astronomische geodesie na het behandelde op dit congres moeilijk
meer te trekken is. Men zal wellicht kunnen komen tot een verdeling
van stof over de secties I en III, maar de motivering hiervoor zal
een meer organisatorisch dan principieel karakter dragen.
Tot op zekere hoogte wordt een brug geslagen tussen de methode
van Hotine en methoden met een meer astronomisch karakter (ge
bruik makende van de maan en van kunstsatellieten) door de
„Stellar triangulation" van Vaisala (Finland), waarbij door het
gelijktijdig fotograferen van aan ballons bevestigde flitslichten
tegen de sterrenhemel als achtergrond, richtingen bepaald worden
die tezamen een ruimtelijke triangulatie vormen. Reeds uitge
voerde proefmetingen in Finland wijzen op relatief hoge nauwkeu
righeid en betrouwbaarheid van met deze methode te bereiken
resultaten.
Het is wellicht nuttig dit verslag te besluiten met een enkele toe
lichting op de genoemde methoden met een meer astronomisch
karakter, waarbij medewerking werd verleend door Ir. L. Aardoom.
Zoals reeds eerder werd vermeld, is een zekere kennis van het
zwaartekrachtsveld van de aarde een noodzakelijke voorwaarde
voor een bevredigende berekening van uitgestrekte geodetische
plaatsbepaling-systemen. Doordat tot voor korte tijd de waarne
mingsmogelijkheden van de geodeet zich bepaalden tot een wel zeer
beperkt gebied rond de aarde, was het slechts tot een zekere grens
mogelijk te komen tot uitspraken over dit zwaartekrachtsveld.
In deze situatie is een wijziging ten gunste gekomen door de analyse
van positiewaarnemingen van kunstmatige satellieten en wel in het
bijzonder door analyse van geconstateerde storingen in de baan-
elementen. Verkregen wordt zodoende nieuwe en verderstrekkende
informatie over het uitwendige zwaartekrachtsveld van de aarde
en tevens over de ligging van de betrokken waarnemingsstations.
Voor bepaalde grootheden schijnt men met deze methoden belang
rijk nauwkeuriger schattingen te kunnen bereiken.
210