waterpasnet. De belangrijkste factoren hierbij zijn de meteorologi sche omstandigheden en het zoutgehalte van het water. Omtrent de invloed van de tweede factor konden door gebrek aan waarnemingen slechts provisorische gegevens worden verstrekt. Het ligt in het voornemen, deze onderzoekingen uit te breiden. De mogelijkheden hiertoe worden vnl. bepaald door de financiële positie van de Per manent Service for Mean Sea Level, ingesteld tijdens het U.G.G.I.- congres te Toronto 1957. Gezien het belang voor Nederland van een zo goed mogelijk inzicht in het zeeniveau, zou het bijzonder aan te bevelen zijn, dat van Nederlandse zijde alle steun werd verleend opdat de financiële positie van genoemde Permanent Service wordt versterkt. Komt men bij de analyse van waterpasnetten in nauwe aanraking met de problemen van definitie van „gemiddeld zeeniveau", te meer vraagt men zich af, in hoeverre het vasteland als onbeweeglijk mag worden aangenomen. Met grote zekerheid kan men wel con stateren dat van onbeweeglijkheid geen sprake is, hetgeen door geologische en geofysische onderzoekingen ondersteund wordt. Geen wonder dan ook dat in de bijeenkomsten van Sectie II veel aandacht is besteed aan mogelijke hypothesen van (verticale) bodembeweging. Het betreft hier vnl. de beweging van diepere lagen, waarbij dan nog als storende factor bij dikke alluviale afzettingen klinkverschijnselen komen, zoals duidelijk geconstateerd is bij water passingen in ons land. In hoofdzaak werden deze problemen be handeld in de drie zittingen van het symposium „Recent movements of the earth's crust", georganiseerd door de A.I.G.en de Internation al Association of Seismology and Physics of the Earth's Interior. Een der belangrijkste aspecten van de opzet van het Westeuropese waterpasnet is steeds geweest, dat uit vergelijking van resultaten van periodieke herhalingsmetingen getallenmateriaal ter beschik king komt ter staving of ter opstelling van hypothesen omtrent verticale bodembeweging. Een grote moeilijkheid hierbij is, dat veelal de invloed van bodem bewegingen klein is t.o.v. de invloed van de kansverdeling en van systematische fouten van de hoogtemetingen. Onder meer heeft de Delftse analyse van het huidige net uitgewezen, dat enerzijds de nauwkeurigheid van de waarnemingen te gering is om betrouwbare conclusies te trekken, anderzijds het onderscheidingsvermogen van de uitgevoerde toetsen door heterogeniteit van de nationale deel- netten en door een te zwakke netsopbouw te gering is om de ge vraagde orde van storing zowel wat betreft bodembeweging als verschillen in zeeniveau te kunnen aantonen, opsporen of contro leren. Daarom kan de betekenis van het onderzoek in studiegroep nr. 3 (voorzitter A. M. Wassef, Egypte) niet hoog genoeg worden aan geslagen. Deze studiegroep heeft tot taak de bestudering van de toe passing van statistische methoden ter analysering van systematische fouten in waterpasnetten. Tijdens het congres in Helsinki werd een 213

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 23