Hoewel Prof. Bruins nader verslag over het in deze commissie
verrichte werk zal uitbrengen, wil ik toch enkele opmerkingen
maken die samenhangen met mijn verslag over sectie I en sectie II.
Het werkgebied van deze sectie in zijn huidige vorm schijnt in
zekere zin verouderd te zijn. Eensdeels toch is door een nieuwe
opstelling van theorieën over de vormbepaling der aarde door
Molodenski (Rusland), De Graaff-Hunter (Engeland), Leval-
lois (Frankrijk), Hirvonen (Finland), Bjerhammar (Zweden) e.a.
het begrip geoïde te elimineren, anderdeels is door oceanografen
aangetoond dat de operationele definitie van de geoïde als potentiaal-
vlak buiten het vasteland overeenkomend met gemiddeld zee
niveau onhoudbaar is, omdat door meteorologische invloeden en
verschillen in zoutgehalte van het water het vlak van gemiddeld
zeeniveau aanwijsbaar afwijkt van een potentiaalvlak van het
zwaartekrachtsveld van de aarde.
De vermelde nieuwe theorieën komen grotendeels neer op een her
interpretatie van wiskundige verbanden en waarnemingsuitkom
sten.
Hoewel de nieuwe interpretatie vrij algemeen aanvaard wordt,
is er uiteraard een zekere naloop te bespeuren van onderzoekingen
gebaseerd op vroegere theorieën.
Dit maakt het bijzonder moeilijk een groot aantal uitgebrachte
publikaties op hun waarde te schatten, in het bijzonder die welke
zich bezighouden met het reduceren van triangulatiemetingen ten
behoeve van de berekening op een referentie-ellipsoïde. Bijzonder
moeilijk is het probleem van de kromming van krachtlijnen van het
al dan niet gemodificeerde zwaartekrachtsveld van de aarde.
Praktische consequenties heeft dit voor de berekening van trigono
metrische hoogtenetten en de interpretatie der uitkomsten. Een
herinterpretatie van tot nu toe gepubliceerde theorieën is hier urgent;
een bescheiden begin hiermee is gemaakt in de eerdergenoemde
publikatie van Ir. Alberda. W. Baarda
Verslag door Prof. R. Roelofs.
Het studiegebied van de Association Internationale de Géodésie
(A.I.G.)een der zeven associaties, die deel uitmaken van de
U.G.G.I.is verdeeld in vijf secties. Een van deze secties is de
sectie no. Ill, Astronomie Géodésique, waarvan mij, als opvolger
van Prof. Cox (België), het presidentschap was overgedragen op de
vorige Assemblée Générale van de U.G.G.I. te Toronto in 1957-
In Helsinki was ik, als president van sectie III, uiteraard voor
namelijk in beslag genomen door de voorbereiding, de leiding en de
afwerking van de bijeenkomsten van deze sectie In dezelfde kwa
liteit nam ik deel aan een vijftal vergaderingen van het Comité
Exécutif van de A.I.G.
De Service International des Latitudes (S.I.L.), waarvan de or
ganisatie en de resultaten gewoonlijk worden besproken in een of
215