2l6
meer van de vergaderingen van sectie III, was in Helsinki het
onderwerp van een afzonderlijk, uitgebreid symposium, omvattende
acht bijeenkomsten, georganiseerd in samenwerking met de Union
Astronomique Internationale en de U.G.G.I. en geleid door Prof.
Federow (USSR). De reden voor deze, van vorige Assemblées
Générales afwijkende, gang van zaken, was gelegen in de vrij alge
meen gevoelde noodzaak van een grondige reorganisatie, zowel in
wetenschappelijke als in materiële zin, van de S.I.L. Aan een aantal
bijeenkomsten van dit symposium, met name die waarin de reorga
nisatie op wetenschappelijk gebied in behandeling kwam, werd door
mij deelgenomen.
Wat het werk van sectie III betreft, moet als meest op de voor
grond getreden aspect worden genoemd het feit, dat de situatie
op het gebied van de geodetische astronomie een punt van een
zekere stabilisatie blijkt te hebben bereik.t en wel in die mate dat
in de komende jaren nauwelijks enige belangrijke nieuwe ontwikke
ling is te verwachten. Daarbij komt dat vrijwel elk land vasthoudt
aan de methoden die het sinds vele jaren heeft toegepast. Daarbij
speelt traditie een belangrijke rol, maar ook de heersende meteoro
logische omstandigheden in het land in kwestie, voor zover deze
invloed hebben op geodetisch-astronomische waarnemingen. Onder
deze omstandigheden schijnt er nauwelijks enige noodzaak of zelfs
maar behoefte te bestaan aan een uitwisseling van denkbeelden en
ervaring.
Inderdaad was het aantal verhandelingen, ingezonden ter be
handeling in sectie III en voor zover deze het conventionele gebied
van deze sectie betroffen, uitermate gering; slechts uit één land,
Polen, waren van te voren van een achttal studies de titels gezonden.
Omdat de verhandelingen zelf pas in Helsinki konden worden ge
distribueerd, terwijl geen enkele van de auteurs aanwezig was, had
het geen zin deze stukken in behandeling te nemen. Bovendien bleek
reeds bij een vluchtige kennisneming van de inhoud dat ze geen
nieuwe denkbeelden van enige betekenis bevatten.
De enige wetenschappelijke bijdrage die voor bespreking in aan
merking kwam, was een mededeling van Prof. Ramsayer (Duits
land) over een elektrische analogon-aandrij finrichting voor een
theodoliet, waardoor de kijker op de ster gericht blijft.
De overige stukken, die ter behandeling beschikbaar waren,
hadden slechts een routine karakter: het rapport van de S.I.L.'
waarvan in verband met het bovengenoemde symposium, slechts
een gedeelte in sectie III besproken werd, het rapport van het Bureau
International de l'Heure en het zgn. Rapport Général. Verder was
er een rapport van meer incidentele oorsprong, maar met eenzelfde
karakter: het rapport over de eerste resultaten van de recente
internationale lengtebepalingen in het kader van het Internationale
Geofysische Jaar. Rapporten van deze soort hoe interessant ze
ook mogen zijn hebben een zeker gemis aan dynamiek; ze zijn te
statisch om een vergadering te brengen tot een levendige discussie,