2l8
grondige reorganisatie moeten komen. Zou men daarbij besluiten de
sectie III, Geodetische Astronomie, te handhaven, dan zal men deze
sectie alleen dan enig „raison d'être" kunnen verlenen, als men haar
belast met de studie van de geodetische toepassing niet alleen van de
natuurlijke hemellichamen, maar ook van de kunstmatige: de
kunstsatellieten. Of men met het oog hierop de naam van de sectie
wil veranderen is onbelangrijk. Wel is het van belang ook ten aanzien
van de kunstsatellieten evenals dit het geval is met de natuurlijke
hemellichamen het werk van de sectie te beperken tot het waar-
nemingstechnische aspect, doch de eigenlijke toepassing, hetzij
geometrisch of dynamisch, toe te vertrouwen aan andere secties.
Wellicht ook komt men tot de conclusie, dat hetzij reeds nu,
of na enige jaren het waarnemingstechnische aspect gevoeglijk
ook in het kader van de andere secties kan worden opgenomen.
Onder de geschetste omstandigheden is het niet verrassend, dat
van de twee resoluties van sectie III de een rechtstreeks betrekking
heeft op kunstsatellieten, terwijl de andere weliswaar natuurlijke
sterren betreft, doch slechts voor zover ze voor de fotografische
lokalisering van kunstsatellieten van belang zijn. R. Roelofs
Verslag door Prof. ir. G. J. Bruins.
Eén van de zeven associaties in de Union Géodésique et Géo-
physique Internationale is de Association Internationale de Géo-
désie (A.I.G.). Deze A.I.G. is verdeeld in vijf secties; de vierde sectie
bestrijkt het gebied van de gravimetrie en de vijfde sectie het gebied
van de geoïde-bepaling. In het bijzonder werden door mij de ver
gaderingen, voordrachten en discussies van deze vierde en vijfde
sectie bijgewoond.
i. In de sectie gravimetrie werden mededelingen gedaan over de
voortgang van de bepaling van de absolute zwaartekracht, waarbij
de vroegere voorlopige conclusie werd bevestigd dat het wereld-
referentiestation Potsdam een ongeveer 12 milligal te hoge waarde
heeft. De voltooiing van een homogeen net van slingerstations van de
eerste orde op het noordelijk en zuidelijk halfrond maakt het mogelijk
dat thans onder leiding van Prof. C. Morelli (Italië) aan een ver
effening volgens de methode van de kleinste kwadraten kan worden
begonnen. Een verdichting van dit net van ver uit elkaar gelegen
slingerstations met behulp van gravimeters, is in Europa vrijwel
voltooid, zodat naast de genoemde vereffening in Europa on
der leiding van Prof. M. Kneissl (Duitsland) ook een gecombineerde
vereffening van slinger- en gravimeterwaarnemingen zal geschieden
welke later aan het ie orde wereldnet zal worden aangesloten. In
het bijzonder is deze Europese vereffening van belang voor de meest
waarschijnlijke g-waarden van de stations, gelegen op de ijkbasis
voor gravimeters welke loopt van Hammerfest via Kopenhagen,
München, Rome naar Catania.
Verder kwam naar voren de uitbreiding van de zwaartekrachts-