desie, zoals die ook in sectie I door Hotine (Engeland) wordt voor gestaan. Over de coëfficiënten van de zonale bolfuncties in de po tentiaal van de aardsferoïde worden in het volgende nog nadere mededelingen gedaan. 3. Een onderwerp, dat in het middelpunt van de belangstelling stond, was de betekenis van de kunstmatige satellieten voor de be paling van de zwaartekrachtspotentiaal van de aarde. Bij de na volgende toelichting verleende Ir. L. Aardoom zijn medewerking. De belangrijkste storingen in de baanelementen van een kunst matige satelliet worden verklaard door het optreden van zonale bolfuncties van de tweede en hogere graad in de ontwikkeling van de uitwendige zwaartekrachtspotentiaal van de aarde. De storingen door de atmosfeer kunnen van de storingen door het zwaartekrachts- veld worden gescheiden en de invloed van de zon en maan is bij de tegenwoordige waarnemingsnauwkeurigheid nog juist verwaarloos baar. De coëfficiënten van de even zonale bolfuncties van tweede en hogere graad kunnen worden berekend uit de seculaire storingen in de lengten van de klimmende knoop en het perigeum. Voor de on even zonale bolfuncties worden de coëfficiënten bepaald uit de periodieke storingen in de lengten van knoop en perigeum, in combinatie met de storingen in de helling van de baan en de afstand tussen het perigeum en het middelpunt van de aarde. Bij de bepaling van de coëfficiënten worden waarnemingen van verschillende satellieten met onderling afwijkende baanelementen betrokken. Uit de publikaties van O. G. King Hele (Engeland), A. H. Cook (Engeland), E. Buchar (Tsjechoslowakije) enz. blijkt dat voor de coëfficiënten van de zonale bolfuncties van de tweede t/m de zesde graad schattingen bestaan op grond van satellietwaarnemingen die zeker tien maal nauwkeuriger zijn dan die welke uit een analyse van zwaartekrachtwaarnemingen door Jeffreys in 1943 waren afgeleid. Hieraan moet echter worden toegevoegd dat Jeffreys slechts beschikte over zwaartekrachtsanomalieën van 17 van het aardoppervlak. Wel kan men volgens de methode van Jeffreys ook coëfficiënten van tesserale en sectoriële bolfuncties bepalen. Ook wijkt de uit satellietwaarnemingen gevonden waarde van de tweedegraads coëfficiënt significant af van de waarde, die daarvoor werd bepaald uit de precessieconstante. Bij de tot nu gekozen banen is schatting van de coëfficiënten van andere dan zonale bolfuncties onmogelijk. De invloed van termen van hoge graad in de bolfunctieontwikkeling van de poten tiaal komt misschien tot uiting in de storing van de baan van een satelliet met een omlooptijd van een dag of een klein gedeelte daar van. Deze resonantiemethode zal eerst kunnen worden toegepast als andere kleine effecten meer diepgaand zijn bestudeerd. Mogelijk geeft een satelliet met dergelijke omlooptijd ook informatie over de tesserale en sectoriële termen. 4. Ten slotte wordt de aandacht gevestigd op een Nederlandse, 221

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 31