Met andere woorden, ook in het onderhavige proces had Van
Alphen moeten zijn afgewezen, als door zijn tegenstander op de
juiste wijze zijn gepretendeerd eigendomsrecht was bestreden.
Het wil mij voorkomen dat een middel om de rechter te binden
aan de kadastrale grens, onafhankelijk van de posita van partijen,
zou zijn om niet alleen voor te schrijven het gebruik van de
kadastrale aanduiding in alle te publiceren stukken, zoals in het
komende Burgerlijk Wetboek gaat gebeuren (en thans ondanks het
ontbreken van dit voorschrift de feitelijke regel is), maar daaraan
te verbinden het „wettelijk vermoeden", dat dit betekent dat
geleverd is tot aan de kadastrale grens.
Als na invoering van dit wettelijk vermoeden dan een Van
Alphen weer een proces zou beginnen, behoefde deze alleen te
stellen dat hij het gehele perceel in zijn akte had geleverd gekregen
en dus eigenaar was van de betwiste strook. Waarop natuurlijk
Harcksen tegenbewijs tegen dit wettelijk vermoeden zou gaan
leveren op de wijze zoals ik hiervoor aangaf, maar bovendien, en
dit acht ik het belangrijke van dit voorstel over het wettelijk ver
moeden, zou hij het kunnen gaan bestrijden met het argument, dat
Van Alphen te kwader trouw op dit wettelijk vermoeden een
beroep deed. Omdat aan Van Alphen dan kan worden tegen
geworpen, dat hij bij de aankoop van zijn huis en plaats aan de
Helmersstraat verzuimde om te laten controleren of die kadastrale
aanduiding wel klopte met hetgeen hij kopen wilde. Zoals in
Zwitserland, waar men dit wettelijk vermoeden kent over de
grenslijnen op het Grundbuchplan, een rechter iemand verweet,
dat hij niet had gecontroleerd of de kadastrale aanduiding klopte
met wat hij kopen wilde en hij dus zeker niet de wil had gehad om
tot aan de kadastrale grens te kopen, toen die later bleek anders
te lopen. Dit kan, want ook de grenzen in Zwitserland zijn op het
terrein beweeglijk, maar de kaartvoorstelling blijft dezelfde, tenzij
er wegens een Rechtsgeschaft verandering in moet komen.
Ik verwacht van de invoering van het wettelijk vermoeden als
hiervoor besproken, dat vele scrupuleuze redacteuren van akten
zich zullen afvragen als ze de kadastrale aanduiding moeten ver
melden of men deze nu maar klakkeloos uit een vorige akte kan
overnemen, vooral als het perceel reeds lang hetzelfde nummer
draagt. Er zullen dan naar mijn gevoelen vele aanvragen komen
om op het terrein door de enige deskundige te laten controleren of
de kadastrale aanduiding nog klopt met wat men wil overdragen.
Dus een grote vermeerdering van werk voor de toch reeds over
belaste landmeetkundige dienst van het kadaster.
Een andere kant van het vraagstuk bij invoering van het
wettelijk vermoeden moet nog worden belicht. De grensgegevens
krijgen dan een in de wet aangegeven juridische betekenis. Hoe
zijn die gegevens echter verkregen
271