verkavelingswet 1954) sedertdien trouw is nagevolgd. Deze methode kan ik het best aan de hand van een gefingeerd voorbeeld be schrijven. Bij het plan van toedeling is toegewezen aan Xkavel 25 en aan Y: kavel 24. X maakt bezwaar tegen de vorm van de kavel en verlangt toedeling van een kavel DFHE, waarvoor geen mede werking van Y is te verkrijgen, daar deze het smalle perceel ADEC met wenst. Hij is wel genegen tot een verdeling, waarbij de scheiding volgens BG komt te liggen, wat X weer niet wil, omdat hij aan de hoofdweg wenst te blijven belenden om daar te eniger tijd een huis te kunnen zetten. De plaatselijke commissie kan partijen niet tot elkaar brengen en daarna de rechter-commissaris evenmin en X wenst zijn be zwaar niet in te trekken. Nu staat de rechter-commissaris voor de moeilijke beslissing de kavelindeling toch vast te stellen. Daarop is echter het volgende gevonden. Hij laat eenvoudig de landmeter de plaats berekenen van de eventuele grenzen BG en DE en doet ze op de kavelkaart aanbrengen. De afgesneden kavels worden be rekend en van een nummer voorzien, in dit geval 25a, 25b, 25c en 24a, 24b, 24c en 24d, daarbij aan de rechtbank overlatend uit de mogelijkheden van toedeling te kiezen. Deze mag de kavelindeling niet veranderen, maar niets belet haar de toedeling van gehele kavels te wijzigen en ze spreekt in haar vonnis bijv. uit dat aan X de kavels 25a, 25b, 24b en 24d en aan Y de kavels 24a, 24c en 25c worden toegedeeld. Het lijkt het ei van Columbus. Toch rijst er direct twijfel of deze manipulatie geheel ,,en règle" is. Stelde de rechter-commissaris de kavelindeling wel vast? Het antwoord moet hierop luiden: neen, hij gaf de rechtbank alleen maar enkele mogelijkheden om van de kavelindeling af te wijken. Maar had hij zelf keus gemaakt uit een der aangegeven oplossingen, dan was hij aan het rechtspreken gegaan en zou de taak van de rechtbank nog slechts een formele zijn, al had hij dan in overeenstemming met de wet gehandeld. In verband hiermede is instructief het vonnis van de Rechtbank te Almelo (Schuurman Jordens pag. 183) waarbij het oorspronke lijke plan gehandhaafd wordt ondanks een door de rechter commissaris nieuw ontworpen (vastgesteld) kavelplan. Dat de rechtbank door een keuze te maken uit de aangegeven oplossingen geen wijziging in de kavelindeling aanbrengt is maar een fictie, die echter ten gevolge heeft gehad dat jarenlang alleen op deze wijze aanvaardbare beslissingen in zake bezwaren tegen het plan van ruilverkaveling, resp. toedeling, konden worden ge nomen. Dit verklaart misschien ook, waarom er zo weinig tegen werpingen werden gehoord. Ik kom intussen tot de slotsom dat in 1938 een niet doordachte wijziging in de wet is opgenomen, die klakkeloos in de wet van 1954 werd gehandhaafd. Bij een volgende herziening zal verduidelijking nodig zijn, opdat de praktijk ondubbelzinnig op de wettelijke be- 2 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 19