28i commissie in rekening te brengen. Op zichzelf is daar niets tegen. Maar als het eenmaal op restitueren aankomt, zal dan ook de beëdigd klerk zijn rechtmatig verworven commissieloon moeten retourneren Daartoe kan hij nimmer gedwongen worden, want de brieven (opgenomen in de aanschrijvingen), waarin wel de mede deling voorkomt, dat de ontvangen bedragen voorlopig geboekt worden als in bewaring genomen gelden en dat die bedragen op vertoon van de ministeriële goedkeuring worden gerestitueerd, dan wel indien zich bepaalde omstandigheden voordoen niet worden teruggegeven, doch als definitieve ontvangsten worden geboekt (men vraagt zich af wat particulieren te maken hebben met deze finesses van de comptabele boekhouding van de belastingdienst), houden wel een instructie in voor de bewaarder, doch niet voor de beëdigd klerk, voorzover deze als niet-ambtenaar optreedt. Uiteindelijk is het dus een aangelegenheid geworden tussen de beëdigd klerk en zijn formele opdrachtgever (de aanvrager), waarvan de overheid zich heeft gedistantieerd. In de praktijk bleken de aanvragers begrip voor de situatie te hebben en erkenden zij het recht van de beëdigd klerk op zijn commissieloon. Alles werd dus in der minne geschikt. Toch is m.i. de vraag gerechtigd of de overheid er niet wijzer aan had gedaan in dit geval de meer officiële weg te bewandelen en de aanvragers instede van de op de extracten door de beëdigd klerk in potlood gestelde aantekeningen omtrent de bezwaardheid, een authentieke opgave (getuigschrift) had toe gezegd. Al was het alleen maar geweest om te voorkomen dat haar liberaliteit een bijsmaakje kreeg. Mr. ir. C. G. VAN HULS, De functie van beëdigd klerk Aldus luidt de considerans van het koninklijk besluit van i augustus 1828 (Stbl. no. 52), houdende voorbereidende be palingen voor de invoering van het nieuwe hypothecaire stelsel. Tot de in de considerans genoemde maatregelen behoorde o.m. ook de instelling van de functie van beëdigd klerk, een functie die tot op de huidige dag is blijven bestaan. Een van de weinige artikelen van dat K.B. dat zich ongewijzigd heeft weten te handhaven is art. 17 dat a.v. luidt: Hypotheekbewaarder te Leeuwarden Overwegende, dat reeds van nu af alle maatregelen behooren te worden genomen, die strekken kunnen om, tijdens of dadelijk na het in werking treden der nieuwe wetboeken, de wetgeving op het stuk der hypotheken te kunnen invoeren, en dat het, te dien einde, nood zakelijk is, voor 's hands te regelen al wat betrekkelijk is tot de op- rigting van kantoren ter bewaring der hypotheken, en tot het aan leggen en bijhouden van hypotheekregisters. Ieder bewaarder zal gehouden zijn, onder goedkeuring van het hoofdbestuur der registratie, eenen bekwamen klerk aan te stellen, *4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 23