Hieruit valt niet meer en ook niet minder te lezen, dan dat het de taak was van de beëdigd klerk als bewaarder op te treden, indien deze verhinderd was zijn functie uit te oefenen. Duidelijk blijkt dat nog eens uit de bewoordingen van art. 19: Een andere bevoegdheid dan de bewaarder bij diens afwezigheid te vervangen werd de beëdigd klerk (die sinds hij de persoonlijke titel van beëdigd commies heeft gekregen, in de wandeling ook zo wordt genoemd) bij de wet niet toegekend. En toch, indien we het hebben over de beëdigd commies, denken we nooit allereerst aan de functionaris als aan een eventuele ver vanger van de bewaarder. We zien in hem dan voornamelijk de ambtenaar die zich als bij toverslag kan veranderen in een niet- ambtenaar, in een vertegenwoordiger van het pubhek, in de commissionair van het notariaat, de man in dienst van twee werkgevers. Het is op deze, niet op enigerlei wettelijke bepaling gebaseerde zeer uitzonderlijke zijde van zijn functie waarop de Staatssecretaris van Financiën doelt, als hij in de Memorie van Antwoord ingaat op de in het Voorlopig Verslag gestelde vraag of de aangekondigde algemene maatregel van bestuur ook betrekking zal hebben op de positie van de beëdigd commiezen, en zo ja, wat of de voornemens ten dezen zijn 1). Zijn antwoord op deze vraag luidt aldus: 282 die bij de Arrondissements-Rechtbank, in welker regtsgebied het kantoor gelegen is, zal worden beëdigd, en die in geval van afwezigheid, ten gevolge van verleend verlof, van ziekte, of van andere wettige verhindering van den bewaarder, ten koste en ter verantwoording van dezen, deszelfs werkzaamheden zal verrigten. Wanneer een kantoor, door het overlijden of door gedwongen ont slag van den bewaarder is komen open te vallen, zal deszelfs beëdigde klerk het kantoor, op zijne eigene verantwoordelijkheid moeten blijven waarnemen, tot dat de ambtenaar, welke daarmede ad interim zal worden belast, in functie getreden zal zijn, enz. enz. Ten aanzien van de vraag in hoeverre de positie van de beëdigde commiezen beïnvloed zal worden door de voorgestelde nieuwe regeling van de tarieven, merkt de ondergetekende op, dat de beëdigd klerk, wiens functie zijn grondslag vindt in art. 17 van het Koninklijk besluit van 1 augustus 1828, Stbl. 52, bij de voorgestelde regeling zijn bestaans recht zal hebben verloren. Wanneer overeenkomstig het in het ontwerp voorgestane de Zegelwet 1917 zal zijn gewijzigd, zullen naast de uit treksels uit de kadastrale leggers en plans, die thans reeds vrij van zegelrecht zijn, ook alle andere door de bewaarders af te geven be scheiden van formaatzegel zijn vrijgesteld. De hierboven bedoelde zegelplichtigheid is de oorzaak, dat tot dusver voor schriftelijke in lichtingen omtrent de hypothecaire bezwaardheid van percelen, te verstrekken door de bewaarder, steeds de dure en omslachtige weg van het opmaken van getuigschriften op gezegeld papier zou moeten worden gevolgd. In plaats daarvan neemt thans de beëdigd klerk als lasthebber van derden (meestal notarissen) inzage voor zijn lastgevers en deelt dezen het resultaat van zijn onderzoek mede, waarvoor hij provisie in 1) Zie voor het Voorlopig verslag dit tijdschrift jg. i960, blz. 287 e.v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 24