285 voor de hand. Mr. Nakken, die een innig verband ziet tussen de taak van de bewaarder en het hier te lande heersende stelsel van publiciteit, is van oordeel dat verandering van de bewaarders functie (i.e. het uitbreiden van zijn taak) slechts te verwezenlijken is door wijziging van ons publiciteitsstelselx)Hij baseert dit oordeel grotendeels op de inhoud van art. 1265, dat de bewaarders gebiedt inzage te geven van hun registers, afschriften te verstrekken van in- en overgeschreven stukken, dan wel een getuigschrift, dat er geen inschrijvingen bestaan, aan een ieder, die zulks verlangt en op art. 1268 B.W., dat de bewaarders verbiedt te weigeren of te vertragen akten over te schrijven, borderellen in te schrijven, inzage te geven van overgeschreven stukken of van hun registers of verzochte getuigschriften te verstrekken. Deze opsomming is m.i. niet limitatief. Uiteindelijk schrijven deze artikelen alleen voor wat de bewaarder in ieder geval moet doen c.q. niet mag doen. Hieiuit kan nimmer worden afgeleid, dat de bewaarder ook niet aan andere verlangens van het publiek mag voldoen. Ik zie dan ook niet in, waarom niet in een instructie voor de bewaarder deze (civielrechtelijke, doch ook administratiefrechte lijke) ambtenaar een ruimere taak zou kunnen worden toebedeeld. Met het eigenlijke stelsel van openbaarmaking heeft dat niets uitstaande. De bezwaren door de notarissen aangevoerd tegen de afschaffing van de beëdigd commies-particulier lijken op het eerste gezicht nog al wat gewicht in de schaal te leggen. Toch zijn ze niet zo doorslaggevend als men in het adres wil doen voorkomen. Zo moet wel bedacht worden, dat een groot deel van het werk, dat heet door de beëdigd commies gedaan te worden door ander personeel van het kantoor wordt verricht, zelfs door personeel waarop de beëdigd commies nauwelijks enige invloed kan uitoefenen. Wat dus zeggen wil, dat ook ambtenaren, als het er op aankomt steeds klaar staan om in feite niet-ambtelijke bezigheden te verrichten. Ook de uitspraak als zouden de beëdigd commiezen het grootste deel van hun particulier werk buiten kantoortijd verrichten is niet geheel in overeenstemming met de realiteit. Misschien zijn er kantoren, waar dit het geval is, doch ik ben er van overtuigd dat de meesten hunner nauwelijks onderscheid maken tussen dienst en particulier werk en dat dit laatste dan ook voor het grootste deel, zo niet nagenoeg geheel in diensttijd wordt verricht. Dit is haast vanzelfsprekend, ook al doordat op de meeste kantoren die verschillende werkzaamheden geheel door elkaar lopen en een scherp onderscheid bijna niet meer te maken is. Het is dan ook mijn stellige overtuiging, dat deze bezwaren tegen de afschaffing van de functie niet opwegen tegen die, welke i) Mr. D. P. A. Nakken, Wordt in Nederland van Burgerlijk Recht Kadastraal Recht gemaakt? W.P.N.R. 4656, blz. 541 ev.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 27