2g8
stralen (die van het rechtdoorgaande beeld en die van het gebroken
beeld) liggen nu volledig door elkaar, zodat de kijker geen fout
meer kan opleveren.
Ook het rhomboëder prisma is bruikbaar te maken, zij het niet zo
eenvoudig. Zouden we nl. zo'n prisma voor het volledige objectief
plaatsen, waarbij een vlak half verzilverd wordt, dan zouden de
stralen die rechtdoor moeten gaan gebroken worden. We hebben
dit opgelost door een driehoekig prisma tegen het rhomboëder
prisma te plaatsen. De rechtdoorgaande stralen gaan dan door een
planplaat (fig. n).
Als extra toegift vonden we dat het rhomboprisma, mits het
steeds horizontaal staat, zelf reducerend is.
Welke van de beide systemen het best is, maakt nog een punt
van onderzoek uit.
Thans wil ik nog iets vertellen over de dradenafstandmeter,
maar dan gebruikt met horizontale baak en met camera.
Bij het uitmeten van foto's vonden we nl. dat de afleesnauw-
keurigheid 8 mm was op de 100 m dus praktisch hetzelfde als bij
de dubbelbeeldafstandmeting. Het was dus het proberen waard of
we met de dradenafstandmeting niet dezelfde resultaten konden
krijgen in het totaal van de meting.
De belangrijkste bron van afwijkingen bij de dradenafstand-
meting is de parallax (beter gezegd de scherpstelling) en als we
fotograferen, hebben we alleen te maken met de parallax van het
stilstaande oog. Over de parallax kan ik op het ogenblik weinig
Stralengang in spiegelstelsel
Fig. io