voor de vraagwat moet hij nu in zijn voordrachten behandelen Vanzelfsprekend dat gedeelte van het burgerlijk recht dat be trekking heeft op onroerend goed, dus kortweg: het zakenrecht. Dus een gedeelte van de stof uit het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek. Maar kan men dit zakenrecht begrijpelijk maken aan studenten die er nog nimmer iets van hoorden en die in beginsel technisch zijn aangelegd (wiskundekoppen gaan naar Delft), zonder hen, zij het summier, voor te bereiden door in een inleiding deze stof te plaatsen in het kader van heel ons rechtsstelsel En moet men daarnaast hen ook niet in kennis brengen met de werking van ons burgerlijk procesrecht en met verschillende administratieve wetten die hun invloed in het zakenrecht doen gelden Deze vragen stellen is ze bevestigend beantwoorden en zo werd reeds vóór het studieprogramma voor geodetisch ingenieur tot stand kwam, al spoedig na mijn ambtsaanvaarding, de opzet ge kozen, die nu nog wordt gevolgd en die naar mijn gevoelen nodig is om in het kader van dit hoger onderwijs te passen. Ingrijpende veranderingen zijn in mijn 25-jarig lectoraat in deze stof eigenlijk niet aangebracht. In het zakenrecht kwam alleen als noviteit de appartementseigendom en het voorschrift, dat levering van onroerend goed voortaan alleen bij notariële akte zou kunnen geschieden, al hebben een aantal zaakwaarnemers de bevoegdheid gekregen toch nog bij onderhandse akte te leveren, zodat deze terecht minder gewenste stukken toch nog tal van jaren in de openbare registers hun weg zullen vinden. Doordat ik mijn colleges begon onder de werking van de Ruil- verkavelingswet 1924, die in 1938 werd vervangen door een geheel nieuwe wet en in 1954 nog eens weer, moesten de daarop betrekking hebbende voordrachten aan de nieuwe bepalingen worden aange past. Ook kon natuurlijk, nu ik enig personenrecht (bekwaamheid en bevoegdheid tot rechtshandelingen) noodzakelijk achtte, niet geheel stilzwijgend worden voorbijgegaan aan de veranderingen in het kinderrecht, de adoptie, en recenter aan de veranderde positie in het recht van de gehuwde vrouw. Met deze laatste wijziging verdween helaas voor de studenten een gemakkelijke examen vraag nl. die naar de uitzonderingen op de handelingsonbekwaam heid van de gehuwde vrouw. (Vóór 1957.) Twee college-uren per week in het tweede studiejaar zijn be schikbaar voor de behandeling van het zaken- en erfrecht. Van zelfsprekend moet een groot gedeelte van die tijd worden besteed aan voorlichting over ons publiciteitsstelsel. Dit negatieve stelsel moet worden bezien tegen de achtergrond van elders bestaande quasi-positieve stelsels om de verschillen goed te laten uitkomen en om een inzicht te geven in wat ons stelsel vóór en tegen heeft. Het stemt tot voldoening dat in het komende nieuwe Burgerlijk Wetboek ons stelsel in principe zal worden gehandhaafd, omdat het zo met onze volksaard is verweven geraakt en het rechts verkeer in onroerend goed zo weinig mogelijk belemmert door 203

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 5