RECHT EN ADMINISTRATIE Mr. ir. C. G. VAN HULS, De verhouding Kadaster-Hypotheken Inleiding In mijn bespreking van het artikel van Mr. L. F. Berretty in W.P.N.R. 4638, „De kadastrale aanduiding in zijn functie van hypothecaire aanduiding" x) bepaalde ik mij tot een min of meer objectieve, men zou welhaast kunnen zeggen neutrale, korte weer gave van de inhoud. Van een nader commentaar onthield ik mij, al kon ik niet nalaten mijn bewondering te uiten over de wijze waarop de auteur er in geslaagd was zijn inzichten omtrent de betekenis van de kadastrale aanduiding voor de hypothecaire boekhouding weer te geven. Met opzet liet ik mij er niet over uit of ik deze inzichten al dan niet deelde, in de overtuiging verkerende dat kritiek niet zou uitblijven, in het bijzonder van de zijde van hen, wie het kadaster het meest na aan het hart ligt. Die kritiek is inderdaad niet uitgebleven. Het opvallende hierbij is dat de eerste reacties voortkwamen uit de kring der middelbare technische ambtenaren van het kadaster en niet uit de groep van hogere technische ambtenaren van het kadaster, de landmeters. Wel kwamen ook de laatstgenoemden voor de dag met een verweer schrift 2), doch niet nadat zij waren voorafgegaan door de landmeet kundig ambtenaar A van het kadaster G.A.B. Frinking, die onder de opschriften „Ideaal of utopie" en „Een oud probleem, een nieuwe oplossing" in „Geodesia", het maandblad van de Stichting Neder lands Genootschap voor Landmeetkunde, een vrij felle kritiek leverde op Mr. Berretty's bijdrage3). Nu ligt het zeker niet in mijn bedoeling, de door beide groepen gegeven kritiek en geponeerde stellingen aan een nadere kritiek te onderwerpen. Dit zou er slechts toe leiden, dat de reeds bestaande kloof tussen de functionarissen van hypotheken en die van kadaster, wier instelling tegenover de problemen (of het probleem), welke zich voordoen bij het functioneren van twee instituten, die tezamen het gehele complex der grondadministratie min of meer beheersen, zo zeer verschilt, des te wijder wordt. Vanaf de oprichting, of beter het gereedkomen van het kadaster, openbaarde zich bij talloze gelegenheden en op talloze wijzen een zekere tegenstelling tussen wat we eenvoudigheidshalve zullen noemen - hypotheken en kadaster. Sommigen menen dat deze bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Leeuwarden: Dit tijdschrift, jg i960, blz. 302 e.v. 2) Ir. A. Govers en E. van den Hoonaard, jur. cand., „Het Openbaar register en het kadaster" in W.P.N.R. nr. 4690. 3) Geodesia jg. i960, blz. 231 e.v. en jg. 1961, blz. 172 e.v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 24