339
Mr. C. H. A. HEISER,
hypotheekbewaarder te Dordrecht
De beëdigd klerk in de branding
In de oktoberaflevering van dit tijdschrift geeft Mr. ir. C. G. van
Huls een beschouwing over de functie van de beëdigd klerk.
Hij komt daarbij tot de slotsom dat deze moet verdwijnen en
dat om zoveel mogelijk aan de daaruit voor het publiek
voortvloeiende bezwaren tegemoet te komen de taak van de
bewaarder zal moeten worden uitgebreid.
Op het eerste gezicht lijkt dit een even simpele als voor de
hand liggende oplossing om van een ambtelijk buitenbeentje af te
komen, doch bij nadere beschouwing blijken hieraan vele haken en
ogen te zitten, zowel civielrechtelijk als administratief. Aangezien
bij een dergelijke oplossing de grondbeginselen van ons publiciteits-
stelsel t.a.v. onroerend goed (en schepen) ten nauwste betrokken
zijn, zal ik mij slechts tot de civielrechtelijke zijde van deze zaak
bepalen.
Hierbij zij vooropgesteld dat ik het geheel eens ben met
Mr. D. P. A. Nakken door de schrijver geciteerd op blz.
285 dat het niet mogelijk is de plichten van de hypotheek
bewaarder uit te breiden zonder ons stelsel van grond- en scheeps-
boekhouding geweld aan te doen. De lijdelijkheid van de hypotheek
bewaarder, d.w.z. dat deze ambtenaar niet mag beoordelen de
geldigheid of de volledigheid der hem ter in- of overschrijving
aangeboden stukken, brengt met zich mede, dat hij als zodanig
het publiek nimmer inlichtingen of gegevens uit deze stukken kan
verstrekken welke zijn gegrond op een door hem gevormd waarde
oordeel.
Zou hij dit wel doen, dan begeeft hij zich op zeer glad ijs. Hoe
kan hij weten of aan een boedelscheiding alle deelgenoten hebben
medegewerkt Hoe kan hij weten of alle partijen handelingsbevoegd
waren? Hoe kan hij weten of aan de levering van een onroerend
goed een geldige titel ten grondslag heeft gelegen? Hoe ka.n hij
beoordelen of aan alle vereisten voor een verkrijgende verjaring is
voldaan? Met andere woorden: enkel op grond van de gegevens
die de openbare registers bieden kan t.a.v. een bepaalde eigendoms
toestand nimmer voor de juistheid van een getrokken conclusie
worden ingestaan; het publiek zal zelf het antwoord op deze en
dergelijke vragen moeten vinden.
Daarmede komen wij aan de kern van de zaak: een overheids
dienaar mag nooit inlichtingen aan het publiek verstrekken die
hij niet voor de volle 100 kan verantwoorden. Het enige dat de
bewaarder kan doen behalve inzage van zijn registers en in
enkele speciale gevallen getuigschriften te verstrekken is;
volledige afschriften van de gepubliceerde stukken af te geven
en het verder aan het publiek over te laten daaruit conclusies te