346
de ligging van de cultuurgrond ten opzichte van de bedrijfs
gebouwen,
bijzondere omstandigheden zoals bijvoorbeeld aanwezigheid van
spoorwegen, kanalen en dergelijke.
Op het Noord-Limburgse bouwland hebben de hierboven ge
noemde factoren echter weinig invloed op de keuze van de onder
linge afstand van de kavelontsluitingswegen. Het overgrote deel
van dit bouwland bestaat uit veldgronden en oudere ontginnings-
gronden. De complexen zijn vaak meerdere honderden hectaren
groot.
Het wegenstelsel op de van oudsher in gebruik zijnde veldgronden
bestaat uit een enkele, lokaal belangrijke, verbindingsweg en een
dicht net (50 tot 70 m per ha) zeer smalle landwegen. Op deze
veldgronden, die geheel als bouwland in gebruik zijn, komt geen
bebouwing voor, deze is namelijk geconcentreerd langs de randen.
Op de oudere ontginningsgronden die (in tegenstelling tot de
meer recente en moderne Peelontginningen) in kleine complexen
of perceelsgewijs zijn ontgonnen, is het wegennet eveneens zeer
dicht. In veel van deze oudere ontginningsgebieden komt eveneens
geen bebouwing voor.
De wegen, zowel op de veldgronden als op oudere ontginnings
gronden, beantwoorden niet meer aan de eisen die daaraan momen
teel worden gesteld. In natte jaargetijden zijn vele slecht begaanbaar.
Opgemerkt moet worden dat de bestaande landwegen met geringe
kosten kunnen worden opgeruimd.
Hieronder zal de gewenste onderlinge afstand van de kavel
ontsluitingswegen op het Noord-Limburgse bouwland benaderd
worden, uitgaande van de bedrijfsgrootte-structuur, van de land
bouwkundige eisen aan de verkaveling en van de kosten van wegen
aanleg en wegonderhoud. De ontsluiting van het aanwezige gras
land is buiten beschouwing gelaten. Dit grasland komt voor in
smalle beekdalen en kleine broekgrond-complexen, en de ontsluiting
hiervan wordt in sterke mate bepaald door de topografie.
2. De landbouwkundige criteria ten aanzien van het wegenstelsel
De intensiteit van de landbouwkundige ontsluiting wordt bepaald
door de toelaatbare perceelslengte en de toelaatbare kaveldiepte.
Deze zijn de resultanten van de bedrijfsgrootten, het aantal kavels
waaruit de bedrijven bestaan, de percelering binnen de kavels en
de gewenste kavel- en perceelsvormen.
2.1. De bedrijfsgrootte-structuur
Uit de bedrijfskaarteringen ten behoeve van een aantal ruilver
kavelingen in Noord-Limburg is een vrij algemeen geldende be
drijfsgrootte-structuur afgeleid (tabel 1).