347
Tabel i. De bedrijfsgrootte-striictimr
2.2. Het aantal kavels per bedrijf
De bedrijven beschikken over grasland- en bouwlandgronden.
Het bouwland bestaat ten dele uit de van oudsher in gebruik
zijnde veldgronden en ten dele uit ontginningsgronden.
Het grasland, de veldgronden en de ontginningsgronden zijn als
gevolg van hun verschillen in landbouwkundige waardering en het
dienaangaande bepaalde in de ruilverkavelingswet, onderling niet
uitruilbaar. Dit betekent dat in het algemeen het gebruik van een
bedrijf in minimaal 3 kavels kan worden samengevoegd.
Een bedrijf zal na ruilverkaveling over een graslandkavel en
twee bouwlandkavels moeten beschikken. Het percentage grasland
in Noord-Limburg is ca. 30 Derhalve mag worden gerekend met
een kavelgrootte, die gelijk is aan éénderde van de bedrijfsgrootte,
indien wordt aangenomen dat de bedrijven even veel veldgrond als
ontginningsgrond in gebruik hebben.
2.3. De percelering binnen de kavels
In verband met het bouwplan moet een bedrijf over zes bouwland
percelen beschikken, hetgeen overeenkomt met drie percelen per
bouwlandkavel De bouwlandkavels worden overlangs in drie
percelen verdeeld. Andere perceleringen zouden een, in verhouding
tot de bedrijfsoppervlakte, enorme lengte aan bedrijfswegen vragen
en zijn uit dien hoofde minder gewenst. Bij een overlangse perceels
indeling van de kavel valt de ontsluiting van de percelen samen met
de ontsluiting van de kavel, bedrijfswegen zijn dus overbodig.
2.4. Perceelsvorm en exploitatiekosten
De exploitatiekosten inclusief randverliezen zijn bepalend voor
de vorm van een bouwlandperceel. Deze vorm moet rechthoekig
zijn en de problematiek gaat derhalve over de juiste lengten en
breedten (Hellinga en Maris, 1953; Righolt, 1959).
Het verband dat tussen de grootheden bestaat wordt weer
gegeven door de volgende formule:
Percentage cultuur
Grootteklasse
Percentage bedrijven
grond per
ha
per grootte-klasse
grootte-klasse
1— 3
/o
19
5
3— 5
19
10
5— 7
19
15
710
17
20
10—15
16
25
i5—25
10
25