3&9
Een ingekomen schrijven van de vereniging van Civiel-landmeters
en Geodetisch ingenieurs, met betrekking tot de N.L.F.-structuur
geeft aanleiding tot een uitvoerige discussie.
Het hoofdbestuur acht het instellen van een commissie in deze niet
juist en beveelt een gesprek over de N.L.F.-structuur in een later
stadium tussen de aangesloten verenigingen aan.
Betreffende het F.I.G.-congres 1962, waarover nog maar heel
weinig officieel bekend is, wordt in principe besloten tot deelname
met een kaartexpositie.
In verband met het F.I.G.-congres wordt besloten in 1962 geen
N.L.F.-congres te organiseren. Geodetische studiedagen zullen in het
voorjaar (eind april) worden georganiseerd.
Na de rondvraag sluit de voorzitter de vergadering.
De secretaris van de
Nederlandse Landmeetkundige Federatie,
Ir. I. P. Toussaint
Verslag van het congres ter gelegenheid van het
vijfde lustrum gehouden op 12 en 13 september te Tilburg
Op dinsdag 12 september om 10.45 uur begroet de voorzitter
van de N.L.F., Prof. ir. G. F. Witt, de in grote getale opgekomen
deelneemsters en deelnemers. In het bijzonder heet hij mevrouw
Tienstra-Nieveen welkom. Na deze begroeting gaan de 50 dames
op excursie naar de kunstacademie, de pottenbakkerij van de heer
H. Potters, of het atelier van de familie A. Diepen. Voor de deel
nemers geeft Ir. C. Koeman een toelichting op de georganiseerde
cartografische tentoonstelling.
De tentoongestelde kaarten hebben de provincie Noord-Brabant
tot regionale begrenzing, met enige bijzondere aandacht voor de
stad Tilburg. Door deze regionale begrenzing is men er in geslaagd
een totaal beeld van alle factoren die in de geografie van deze
streek een rol spelen, te tonen.
Tot nu toe meende men, dat de eerste topografische kaartering
in Nederland in Noord-Brabant was uitgevoerd, en deze kaarten
van de Militaire Verkenningen, omstreeks 1840 vervaardigd,
nemen met recht een ereplaats op de tentoonstelling in. Deze kaarten
blijken echter niet de eerste topografische kaarten in Nederland te
zijn. Op 16 juni 1961 vond de spreker namelijk in het Algemeen
Rijksarchief te 's-Gravenhage een vrijwel complete topografische
opname van Noord, Oost en Midden Nederland en Limburg op de
schalen 1 14400 tot 1 40000 uit de jaren 1783-1824. Hieronder
bevond zich de kaartering van een groot deel van Nederland, uit
gevoerd onder leiding van de latere Generaal Majoor J. M. de Man,
directeur van het Topografische Bureau. Alle kaarten zijn in
manuscript en nog fraaier uitgevoerd dan de zgn. netminuten van