373
110-292. Arnold. Strenge Theorie der absoluten Lotabweichungen als
Funktionen der Freiluftanomalien der Schwere. 46 biz. Berlin. 1959
110-293. Regöczi. Möglichkeiten in Ungarn zur Anwendung der indirekten
Entfernungsmessung au? physikalischer Grundlage. 8 biz. Budapest. 1959
110-294. Kneissl und Eichhorn. Ergebnisse der Interferenzmessungen
1958 mit dem ,,Vaisala"-Komparator auf der Münchener Normalstrecke.
52 blz. München. J959
110-295. Kneissl und Sigl. Basis Ebersberger Forst. Invardrahtmes-
sungen der I. Abteilung des Deutschen Geodatischen Forschungsinstituts
1958. 25 blz. München. 1959
110-296. Kneissl und Sigl. Tellurometermessungen 1958 im Basis-
vergrösserungsnetz München. 37 blz. München. 1959
110-297. Ramsayer. Genauigkeitsuntersuchungen der Schwerereduktion
von Nivellements. 114 blz. München. 195.9
110-298. Symposium über die Bedeutung der Gravimetrie für die Geodasie
am 19. und 20. Juni 1958 in Hannover. 52 blz. München 1959
110-299. Wolf. Basisvergrösserungsnetz München 1958. Bestimmung
der Winkelgewichte nach dem Schreiberschen Satz. 20 blz. Frankfurt am
Main. 1959
110-300. Arnold. Vergleiche zwischen verschiedenen Definitionen des
mittleren Erdellipsoids. 8 blz. Leipzig. 1959
110-301. Arnold. Die Bewegung der Knotenlinie einer Satellitenbahn-
ebene auf Grund der Schwereanomalien. 11 blz. Leipzig. ,I959
x 10-302. Arnold. Zur strengen Theorie der Figur der Erde. 6 blz. Leipzig.
1959
110-302-D. Schrick und Zimmermann. Beitrage zur Chronometrie. 34 blz.
Frankfurt am Main. 1959
110-303. Kneissl. Normalstrecke, Basis und Basisvergrösserungsnetz
München-Ebersberg. Anlage und Vermessungsergebnisse 1958. 84 blz. Mit
17 Anlagen. München. 1959
110-303-D 1. Heiskanen, Niskanen and Karki. Topographic-isostatic
reduction maps for Europe and North Atlantic in the Hayford zones 18-1
for the Airy-Heiskanen system, T 30 km and 20 km. 4 blz. met 4 kaarten.
Helsinki. W59
110-303-D2. Meerdink. Differentiaalbetrekkingen tussen de eindpunten
van een geodetische lijn op een ellipsoïde. 44 blz. Delft. 1959
110-303-D3. Krijger. Kan na vereffening van een waterpasnet gesproken
worden over de nauwkeurigheid per km waterpassing 5 blz. Delft. 1959
110-303-D4. Krijger. Het toetsen van mareografen van het Westeuropese
waterpasnet. 22 blz. Delft. 1959
110-303-D5. Kammer. Beschouwingen over de toename van de nauw
keurigheid van hoeken en zijden ten gevolge van de vereffening van ideale,
oneindige triangulatie- en trilateratienetten. 74 blz. Delft. 1959
110-303-D6. Alberda. Vertical angles, deviations of the vertical and
adjustment. 42 blz. Delft. 1959
110-303-D7. Sammelband-Dissertationen. Teil II. 198 blz. München. 1959
110-304. Wernthaler, Ramsayer und Böck. Die Berechnung der ge-
opotentiellen Koten für den deutschen Anteil am Reun. 108 blz. Mit 4
Beilagen. München. i960
110-305. Münzer. Ein Vorschlag zur Lösung der ersten geodatischen
Hauptaufgabe auf dem Rotationsellipsoid. 87 blz. München. i960
110-306. Vening Meinesz. The difference of the tectonic development
on the east and the west side of the Pacific. 6 blz. Amsterdam. i960
110-307. Weber. Die Berechnung langer geodatischer Linien mit Anwen
dung auf die geodatische Hauptaufgabe für grosse Entfernungen. 44 blz.
München. i960
110-308. Ledersteger. Zur Theorie des Normal-spharoides der Erde.
Die theoretische Lösung des gesamten Problemes der Erdfigur. 30 blz.
München. i960
