él v= 9 N. D. HAASBROEK, lector aan de Technische Hogeschool te Delft: Het uitzetten van cirkelbogen In de landmeetkundige praktijk komt het nog al eens voor dat een cirkelboog op het terrein moet worden uitgezet met behulp van een gegeven koorde AC k en een gegeven pijl BD ft (zie fig. i). Hoe bepaalt men een voldoend aantal punten van die boog, met andere woorden hoe bepaalt men uit de oorspronkelijke pijl ft de pijl ft' EF bij het midden E van AB In de bekende betrekking cos a sin2 |a sin2 a ft i cos 2a kan men a uitdrukken in de gegevens ft en k. Men vindt na enige herleiding CzftV F' V 0 (i) t m 4 Voor zeer kleine waarden van wordt de coëfficiënt van V2 k dermate klein, dat V nagenoeg gelijk is aan 0,25. In de praktijk is de benadering ft' 0,25 ft voor vlakke cirkelbogen in vele gevallen 2ft dan ook gebruikelijk. In andere gevallen, waarin met is te verwaarlozen, zal men V uit de vergelijking (x) moeten oplossen. Noemt men gemakshalve R>

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 11