17 Ook naar mijn oordeel is er meer dan voldoende reden voor het bestaansrecht van dit aanvullende deel over de nog vigerende oude Woningwet, omdat de overgang van de oude naar de nieuwe wet geving niet abrupt, doch via een speciale Overgangswet vloeiend zal verlopen. Gedurende deze overgangsfase, waarvan nog niet valt te voorzien hoe lang ze zal duren, zal zowel van de oude als van de nieuwe wetgeving gebruik gemaakt moeten worden. Volkshuisvesting III is niet meer verzorgd door Mr. Van der Drift, maar door de heren Dr. P. D. M. Pijnenburg en M. J. G. A. Haringman. De commentaar op de Woningwet, de Wederopbouw- wet en de Wet houdende voorlopige regeling in zake het Nationale Plan en de streekplannen is van de hand van eerstgenoemde, terwijl laatstgenoemde de financiële aspecten van de woningbouw heeft behandeld. Aan de commentaar gaat een 31 bladzijden tellende inleiding van Prof. dr. S. O. van Poelje vooraf. Volkshuisvesting III is geen algehele herbewerking van het werk van Van der Drift; het vormt alleen een aanvulling op diens standaardwerk. De begrijpelijke reden hiervoor is dat men het werk van Van der Drift intact heeft willen laten; een nadeel van deze opzet is wel, dat de gebruiker bij raadpleging steeds beide werken moet naslaan, tengevolge waarvan hij min of meer gedwongen is de uitvoerige en vaak door recente ontwikkelingen achterhaalde be schouwingen over verouderde jurisprudentie van het tweede deel door te nemen. Naar mijn mening zou Volkshuisvesting III aanzienlijk aan praktische bruikbaarheid hebben gewonnen, indien korte samen vattingen over het recht dat bestond vóór 1948 waren voorafgegaan aan de thans opgenomen beschouwingen. Het werk van Van der Drift zou zijn waarde daarmee geenszins hebben verloren, omdat het ook dan nog zou kunnen dienen voor een uitvoeriger bestudering van de in het verleden plaatsgevonden ontwikkeling, ten behoeve van hen die daarin geïnteresseerd zijn. Niettemin moet erkend worden dat het een belangrijke en ver heugende gebeurtenis is dat het zo bekende standaardwerk van Van der Drift thans weer geheel ,,up to date" is. Gaarne wil ik ten slotte nog enige opmerkingen over de inhoud maken. Naar mijn mening is de beschouwing over het zo belangrijke en na de oorlog zo sterk geëvolueerde artikel 43 der Woningwet (blz. 70 en 71) wel erg summier gehouden. Met name mis ik een gedegen behandeling van de, de laatste tijd zo belangrijk geworden, combinatie van voorschriften ex artikel 43 met bijzondere rooi lijnen en/of bouwverboden ten behoeve van saneringsplannen of reconstructieplannen voor de bebouwde kernen. Een en ander wordt slechts terloops aangeroerd wanneer de schrijver melding maakt van het bekende K.B. Alkmaar van 8 september 1954. Eveneens moet worden geconstateerd en dit staat hiermede in nauw verband dat geen melding wordt ge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 19