27 Prof. dr. ir. W. Schermerhorn: Ontwikkelingen in de land meetkundige wereld binnen en buiten onze grenzen. Spreken over de ontwikkeling van de landmeetkunde in ons land en daarbuiten in de afgelopen 25 jaar betekent het beschouwen van een tot op zekere hoogte willekeurige periode. Het onderwerp heett betrekking op een doorgaand proces, zodat het onjuist is mijn beschouwingen in 1936 te beginnen. Het is nog iets sterker, nl. de Nederlandse Landmeetkundige Federatie is ontstaan als produkt van een zekere ontwikkeling en het begin ligt ergens halverwege deze groeiperiode. De consequentie is dat, zeker voor zover dit op ons eigen land betrekking heeft, mijn beschouwingen bij een vroeger tijdstip zullen moeten beginnen. Ik kies daarvoor het einde van de eerste wereldoorlog. Ik doe dit niet, omdat dit moment ongeveer samenvalt met mijn eigen intrede in dit vak, noch omdat dientengevolge mijn eigen waarnemingsperiode da.ar aanvangt. De keuze van deze periode van rond 40 jaar voor mijn beschouwingen volgt uit mijn overtuiging, dat zich daarin een ontwikkeling heeft afgetekend, die op menigerlei gebied een om buiging van de gang van zaken tegenover de daaraan voorafgaande halve eeuw heeft veroorzaakt. Ik heb de indruk, dat voor die vroegere halve eeuw zowel technisch als organisatorisch slechts enkele totaal nieuwe verschijnselen zijn aan te wijzen, zij het ook, dat een enkele daarvan bij uitstek van belang is. Met dit laatste heb ik het oog op de uitvoering van de Rijksdriehoekmeting, aan gevangen als een zuiver geodetische activiteit, aansluitend op andere Europese graadmetingen, doch waarbij het besluit tot uitbreiding tot de secundaire driehoeksmeting ten behoeve van het Kadaster een voor ons onderwerp belangrijke stap was. Deze be slissing was zeker niet van betekenis, omdat daardoor een algemeen gevoelde behoefte zou zijn bevredigd. Die bestond niet, doch de betekenis lag in de lijn naar de toekomst, die door deze daad werd uitgestippeld. Nadat in 1898 de eerste metingen voor de reeds in 1887 ont worpen plannen voor de secundaire driehoeksmeting werden uit gevoerd, en zowel door de benoeming in 1889 van een hoofd ambtenaar van het kadaster tot persoonlijk lid van de Rijks commissie voor Graadmeting en Waterpassing, als door detachering van twee landmeters van het kadaster in 1895 de nauwe band tussen Rijksdriehoeksmeting en Kadaster tot uitdrukking was gebracht, werd slechts voor zeer spaarzame hermetingen van het kadaster van dit grote werk gebruik gemaakt. Dat het niet de bedoeling was, dat het gebruik hiervan tot het kadaster beperkt zou blijven werd gedemonstreerd door het feit, dat op voorstel van de Commissie bij K.B. v. 1/6 1911, ook de Hoofdingenieur-directeur van de Rijks waterstaat in de Directie Algemene dienst, de Directeur der Militaire verkenningen en de Chef van de Afdeling Hydrografie Voordracht gehouden te Tilburg ter gelegenheid van het 5e lustrum van de Nederlandse Landmeetkundige Federatie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 29