35 een grondslag hebben aangegeven voor de fouten theorie. Hoewel het veld van zijn werkzaamheid buiten de normale arbeidssfeer ligt van de grote meerderheid van hen die bij de N.L.F. zijn aan gesloten, past het toch, hier ook de naam van een andere pionier op geodetisch gebied te noemen, nl. die van Vening Meinesz, die door zijn studies over de fysica van de vaste aarde zich zelf en Nederland een grote naam bezorgde. Tienstra en Vening Meinesz ieder op eigen vlak in de sfeer van de landmeetkundige en van de geodetische wetenschap zijn de twee uitzonderlijke liguren, die in de periode van het bestaan van de N.L.F. tonen, dat het beslist niet alleen de maatschappelijke omstandigheden zijn, die bepalen wat er in een vak gebeurt. Er moeten ook stuwende krachten zijn, die de mogelijkheden, welke aanwezig zijn, onderkennen en dien overeenkomstige bewegingen in gang zetten. Daaraan heeft het in ons land niet ontbroken, terwijl kennelijk de omstandigheden zodanig gevormd werden, dat de besten tot de hoogste ontplooiing konden geraken. Het is duidelijk, dat het in het verleden aan de besten onder ons in dit vak daaraan niet heeft ontbroken en, naar mijn overtuiging, ook vandaag niet ontbreekt. Zulke gedachten voeren vanzelf weer terug naar de technisch- wetenschappelijke kant van ons vak, zoals die zich nu in de periode na de tweede wereldoorlog aan ons vertoont, naar de resultaten van het werk van Tienstra en anderen. Ik geloof goed te doen daarbij in de eerste plaats te wijzen op een standaardwerk in de Nederlandse taal, waarin men de neerslag vindt van veel weten schappelijk denken op het gebied van de landmeetkunde, nl. de „Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster Was reeds voor de eerste uitgave, waaraan Tienstra zulk een groot aandeel heeft gehad, deze titel veel te bescheiden, voor de nieuwe uitgave, waaraan de namen van Baarda, De Groot en Harkink zijn verbonden, is dezelfde titel bepaald een „under statement". Indien men dit standaardwerk vergelijkt met hetgeen in de Verenigde Staten als leerboek der landmeetkunde wordt aangekondigd en waarin vrijwel zonder uitzondering elk redelijk theoretisch fundament ontbreekt, kan men het slechts betreuren, dat dit grote werk slechts in de Nederlandse taal is verschenen. Met een gering aantal wijzigingen, die de specifiek Nederlandse achtergrond zouden wegnemen, en verklaringen van de grond slagen in een annex, zou een standaardwerk ontstaan, waarvan men in de Engelse taal tevergeefs een parallel zou zoeken. Het gebruik van foutentheoretische en statistische theorieën met het doel op de meest economische wijze praktische landmeetkundige problemen op te lossen en inzicht te verschaffen in de betrouw baarheid van de resultaten van metingen, die op grond van de genoemde overwegingen zijn ingericht, is voorzover ik kan nagaan, in de landmeetkundige litteratuur tot heden een unicum. Het lijkt mij een ereplicht tegenover de door Tienstra gestichte school, in een verhandeling als deze, de grote betekenis van dit werk duidelijk

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 37