Genootschap voor Landmeetkunde (waarvan ik hier vandaag een otficiële afvaardiging zeer node mis) dat met een eigen tijdschrift „Geodesia" in de openbaarheid kwam. Ik wil mijn laatste woorden in deze voordracht gebruiken om voor dit forum de gedachte te herhalen, die ik heb neergelegd in mijn welkomstwoord aan „Geodesia", nl. Ik eindigde deze opmerking met de vraag: „of zulke gedachten tot de orde van de dagdromen behoren". Natuurlijk zullen aan de verwerking van deze gedachte nog wel moeilijkheden verbonden zijn. Men dient echter te bedenken, dat, vergeleken met talrijke andere technische vakken, het totale aantal der beoefenaars op universitair, op middelbaar, indien men dat van een zelfs lager niveau erbij telt, beperkt blijft. In dit opzicht zou een afwijking in de voorgestelde zin, vergeleken met die in de andere ingenieursvakken zeer wel te verdedigen zijn. Ik geloof, dat de ontmoeting van mensen van verschillend niveau binnen een dergelijk verband heilzaam kan werken en een juiste plaatsbepaling van ieder kan bevorderen en verantwoordelijkheden begrenzen. Ik ben mij ervan bewust, dat ik in deze voordracht weinig nieuws heb gebracht. Ik hoop, dat het gehoor van vandaag heeft willen aanvaarden, dat ik nog eens een samenvattende beschouwing gegeven heb van de hoofdlijnen in de ontwikkeling van ons vak, die zijn oorsprong vindt zowel in technische als in sociaal-econo mische veranderingen en ook hier en daar in de activiteit van enkelingen, waarvan ik enkele namen heb genoemd. Leken merken soms op, dat ons land toch eindelijk wel eens opgemeten zal zijn. Mijn antwoord was dan altijd, dat met de economische groei van een land de behoefte aan cartografische activiteiten tenminste kwadratisch toeneemt. De afgelopen 25 jaren zijn geschikt om deze stelling te bewijzen. Ik eindig met de wens en de verwachting, dat deze groei in de komende 25 jaren zeker niet door een lagere macht zal kunnen worden uitgedrukt. 41 „We hebben in Nederland in de Nederlandse Landmeetkundige Federatie een uniek orgaan, waarop ons land trots kan zijn. Het verenigt tallozen, die op verschillend niveau in ons vak werkzaam zijn. Is het een te gewaagde gedachte, uit te spreken, dat eens ook het nieuwe Genootschap voor Land meetkunde naast de Vereniging voor Fotogrammetrie en misschien ook naast de Nederlandse Cartografische Vereniging, tot de Nederlandse Land meetkundige Federatie zal behoren toe te treden? Iedere organisatie zou dan naast activiteit in de NLF eigen specifieke interessen kunnen blijven behartigen en ook wel wetenschappelijke en technische vraagstukken op het eigen niveau kunnen blijven behandelen. Kr is echter een bijzonder breed veld in de landmeetkunde, waaraan allen deel hebben. Het jongste congres van de NLF (dat van 1959) gaf daarvan, evenals van de grote diversiteit en van de technische groei, een treffend getuigenis. Het is maatschappelijk van grote betekenis allen door en in deze NLF te laten beleven, dat men deel heeft aan de grote landmeetkundige wereld en dat ieder daarin op de eigen plaats een specifieke verantwoordelijkheid draagt voor de hem toe gewezen taken".

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 43