46
missie voor ruilverkaveling onder leiding van Monsieur R.
Perrin zo'n bloeiend bestaan voert. Snel achter elkaar verschijnen
een aantal verslagen waaruit duidelijk de grote belangstellmg, die
in landmeterskringen bestaat, blijkt.
Geheel in dezelfde lijn ligt de groeiende belangstelling voor
Commissie IVDe stedebouwkunde en de stedelijke ruilverkaveling.
Door verruiming van de oorspronkelijke doelstelling van deze
commissie komen in landmeetkundig milieu de problemen, die de
ontwikkeling van onze moderne steden met zich meebrengen, ter
sprake.
In de gedachten van de voorzitter van deze commissie Mr. B. J.
Collins komt tot uiting dat de landmeter zijn taak ruimer moet
zien. Hij moet niet slechts de leiding bij de opmetingen hebben,
maar ook een belangrijke rol spelen bij het ontwerpen. Hier komt
weer de drang naar creativiteit naar boven. Voor wie zich daartoe
geroepen voelt en voor wie vreest dat de landmeter in een te eng
specialisme gevangen zal worden, liggen hier ruime mogelijkheden.
Het is een kwestie van aanleg, maar ik kan mij goed indenken
dat voor sommigen het op deze wijze creatief zijn aantrekkelijker
is, dan het als loutere technicus het opgedragen werk te doen, of
om het anders te zeggenrobotachtig aanwezig te zijn. Voor
degenen die een ingeboren belangstelling hebben voor de techniek
van ons vak is het gelukkig dat de landmeetkunde nog niet beschikt
over een robot. We doen wel ons best er een uit te vinden en de
elektronische rekenmachine of de elektronische gegevens ver
werkende stereokaarteerinstrumenten beginnen er al aardig op te
lijken, maar als we de handelingen van Commissie III, over in
strumenten, methoden, fotogrammetrie en cartografie doorbladeren,
dan blijkt dat er nog voldoende reden tot romantiek bij het meten
over is gebleven.
Onze theodolieten en waterpasinstrumenten worden steeds nog
maar weer iets beter. Meer en meer worden de meetmethoden
gegrond op de moderne beschouwingen over waarnemen en ver
werking van waarnemingsuitkomsten, zoals deze door Prof.
Tienstra en Prof. Baarda werden ontwikkeld. Zowel de foto
grammetrie als de cartografie hebben hun eigen bloeiende nationale
en internationale organisaties. De problemen die de F.I.G. be
treffen zullen ook besproken worden in deze organisaties, maar
het is omgekeerd noodzakelijk dat men in de F.I.G. eigen problemen
stelt en bespreekt. Het wederzijdse contact zal het verkrijgen van
de beste oplossingen bevorderen.
Van het werk van enige commissies heb ik U een summier over
zicht trachten te geven. Ik sprak echter niet over de aandacht die
thans wordt geschonken aan de jonge landmeters. Hoe worden
die het best in het werk ingeleid Ook de commissie die zich bezig
houdt met de beroepsuitoetening en met de beloning van de
landmeter werd niet besproken. Het zou U ongetwijfeld geïn
teresseerd hebben. Laat ik er iets van zeggen. Het is niet zo, dat