49 afdeling van de UNESCO. Vele jaren waren reeds besprekingen gaande, doch zonder uiteindelijk resultaat. In 1956 kwam het lid maatschap tot stand. Hierdoor werd de F.I.G. opgenomen in het geheel van technische organisaties op academisch niveau. Hierdoor werd het ook mogelijk subsidies te verkrijgen bijvoorbeeld voor het congres, het woordenboek, het compte-rendu. Dat er zó gewerkt kon worden, was vooral te danken aan de geest van samenwerking die er heerste en die ten zeerste bevorderd werd door het vertrouwen dat wij hadden in de leiding, een leiding die wist wat zij wilde en de werkelijke kracht had deze wil door te zetten, niet tegen de wil van anderen in, maar juist in overeen stemming met wat de anderen eigenlijk wilden. Hier ligt een subtiel en niet altijd te onderkennen verschil met eert dictatuur. Zelts Prof. Baarda wist deze twee wijzen van zich instellen niet altijd uit elkaar te houden. Maar wij waren Neder landers en dan is er met dictatuur niets te beginnen. Dat gevaar heeft dan ook niet bestaan. Zo hebben velen hun steentje bijgedragen, zij die in het begin van het compte-rendu met naam en portret zijn vermeld, maar nog vele ongenoemden: de contactsecretarissen, de verzorgers van de tentoonstelling en de excursies, zij die voor het onderdak der congressisten hebben gezorgd enz., te veel om met name te noemen. U weet het. Het congres was een groot succes. Eigenlijk een succes voor de N.L.F., want alles is gedaan namens haar. Ik duidde de reden van het slagen reeds aan. Iets gaat goed, als de leiding goed is en er een lijn in zit, die niet gegrond is op bekrompen eigenbelang, maar op de belangeloze aandacht, die men voor de zaak die men dient, heeft. De zaak zelf staat niet voorop, wel moet het een gezonde zaak zijn. Wat men er dan van maakt wordt vooral be paald door de aanlegdat men het niet laten kan, dat wat men doet, goed te doen. Van de F.I.G. is niets of alles te maken. De materie die voor handen is, is op zichzelf zozeer van uiteenlopende aard, zo expansief, dat slechts een sterke concentrerende kracht daarin een heid kan brengen. Maar als deze er is, dan spelen alle leden, ieder naar eigen aard, mee in het geheel. Het is juist een rijkdom dat ieder deze eigen aard kan inbrengen, dat van uniformisme geen sprake is. Waar ik in het begin op duidde ligt in de zojuist gegeven be schouwingen opgesloten. De ontwikkeling van de N.L.F. kan zich spiegelen aan wat er in de F.I.G. kan gebeuren wanneer het werk vanuit een visie wordt gedaan. Deze visie is soms met een persoon, soms met een gemeenschap gegeven. Soms lijkt deze visie te ont breken. Maar dan is het slechts een verborgen zijn van de mogelijk heden. Verruiming van blik doet ze vaak ontwikkelen. Daartoe zal het contact over de eigen grenzen heen aanmerkelijk kunnen bijdragen. Dus o.a. het internationale contact. En waar deze visie dan aanwezig is zullen wegen gevonden worden, die een gezonde ontwikkeling van de Nederlandse land meetkunde als geheel mogelijk maken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 51