bewaarder nimmer conclusies uit de hem ter beschikking staande gegevens mag trekken. Doch wordt zulks van hem gevraagd, ook al zou zijn taak worden uitgebreid met een deel van de diensten die thans nog door de beëdigd commies aan het pubhek worden bewezen? Voor zover ik het kan overzien worden door laatst genoemde functionaris nimmer waardeoordelen uitgesproken, noch conclusies getrokken. Zijn werkzaamheid beperkt zich uit sluitend tot het verstrekken van feitelijke gegevens, zoals deze uit de openbare registers blijken. Doet de bewaarder thans reeds niet hetzelfde, zij het in zijn functie van kadasterbewaarder, als hij extracten uit het kadaster afgeeft Gaat hij hierbij zelfs niet een stap verder en verstrekt hij in feite gezien de wijze waarop de gegevens voor de samenstelling van het betrokken leggerartikel vergaard zijn en de betekenis door de aanvrager aan zo'n extract gehecht niet een aaneenschakeling van ambtelijke conclusies En doet hij datzelfde niet, doch nu als hypotheekbewaarder, indien hij getuigschriften van (on-)bezwaardheid afgeeft, in het bijzonder indien van de daarin te vermelden objecten sinds de inschrijving de kadastrale aanduiding veranderd is? De toepassing van een staat 75, bevattende gegevens die geheel buiten zijn toedoen of dat van partijen zijn tot stand gekomen, is voor de lijdelijke hypo theekbewaarder een onafgebroken reeks van door hem te nemen conclusies en derhalve in flagrante strijd met het wezen van zijn taak. Hieruit moge blijken dat de bewaarder van de hypotheken, evenmin als de kadasterbewaarder, toch niet die absolute, bijna fossiele lijdelijkheid heeft, als de voorvechters van ons stelsel van openbaarmaking willen doen voorkomen. Verandert er werkelijk zoveel als de bewaarder het werk van de beëdigd commies overneemt? Inderdaad zal hij het publiek niet anders kunnen verstrekken dan de gegevens, zoals deze hem uit de registers blijken. Deed de beëdigd commies tot nu toe iets anders Het publiek kan er slechts bij gebaat zijn, vooral als de verant woordelijkheid voor het goed overnemen uit de registers in beginsel bij de Staat komt te berusten, evenals dit het geval is bij de afgifte van extracten en getuigschriften. Dat de door de bewaarder af te geven stukken een authentiek karakter hebben mag geen bezwaar heten; ook de door de beëdigd commies afgegeven stukken hebben dat. Deze is immers de met uitsluiting van ieder ander door de wet in het bijzonder aangewezen persoon, bevoegd tot het afgeven van dergelijke stukken. Dat hij het niet als ambtenaar doet, behoeft de authenticiteit nog niet aan te tasten. En wat het zgn. titelonderzoek betreft, is het niet zo, dat tot nu toe in vele gevallen, indien het een onderzoek betrof voor een Rijksdienst, de door de in deze materie bij uitstek deskundige B.C. (in dit geval te beschouwen als lasthebber van de Overheid) uit de veelheid van materiaal gehaalde essentiële gegevens, eenmaal op schrift gesteld, vlotweg door de bewaarder voor de afgifte worden getekend? Waarom kan zulks in dit geval wel, maar verandert 70

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1962 | | pagina 12